Bijeenkomst 10

Bijeenkomst 10  
Spel van de week, spellenpot, aanpassingen schoolplein voor verschillende doelgroepen, beleid schoolplein



1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BewegingsonderwijsHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Bijeenkomst 10  
Spel van de week, spellenpot, aanpassingen schoolplein voor verschillende doelgroepen, beleid schoolplein



Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

motiverende opening
Ritmes klappen/ stampen

Slide 2 - Diapositive

Docent begint met een ritme en wacht tot iedereen dit ritme mee doet. 
Wanneer dit zo is, is de volgende aan de beurt met het bedenken van een ritme.

Je kunt een max geven aan het aantal bewegingen van het ritme. 

Je kunt het moeilijker maken door de ritmes aan elkaar te plakken.

Je kunt het moeilijker maken door meerdere lichaamsdelen in te zetten voor je ritme. Bijv. klappen op knieen of stampen met je voeten.

Leuke manier om in je stage uit te proberen om de aandacht en concentratie te krijgen in je klas.
Theorie

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beleid
Het artikel gaat over een SBO school. 
  1. Wat heeft de school eraan gedaan in beleid om ervoor te zorgen dat er weinig tot geen conflicten meer zijn op het plein? 
  2. Hoe hebben zij ervoor gezorgd dat deze afspraken in het team niet verwateren?

Slide 4 - Diapositive

- Duidelijke structuur naar de leerlingen. In de klas al vragen waar ga je zo mee spelen? Wat als dat bezet is?
- gescheiden pauzetijden. max. aantal kinderen op het plein. (3 groepen)
- Actieve rol van de leerkracht.
zelf de teams maken, actief meespelen of begeleiden van de spelen.
- roulatieschema voor de leerkrachten wanneer zij iets moeten begeleiden, zodat het overzichtelijk blijft. 1 leerkracht buiten houdt de regie zodat leerkrachten die een spelbegeleiden alleen daarmee bezig hoeven te zijn.
- Keuze maken in aan te bieden materiaal. Niet alles tegelijk.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kijkkader
Wissel met iemand je kijkkader uit.
Lees deze door en kijk hierbij of de vragen helder en concreet gesteld zijn!
Krijg je aan de hand van deze vragen een duidelijk beeld van het schoolplein?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 1b
1b Analyse buitenspelen op de stageschool vanuit de literatuurverkenning (minimaal 1A4).

  1. Ik analyseer de gegevens uit stap 1a met het schoolplein-kijkkader, door mijn kijkkader te koppelen aan mijn stageschool. Benoem 3 sterke en 3 minder sterke punten die zijn opgevallen uit de analyse.
  2. Ik laat voor zowel de onderbouw als de bovenbouw zien welke speelplekken en speelmaterialen (klein en groot) er zijn en welke activiteiten gespeeld worden en ondersteun dit met foto- en filmmateriaal.
  3. Hoe ziet het buitenspeelrooster van jouw stageschool eruit?
  4. Hoe lang spelen de leerlingen iedere dag buiten op de stageschool?
  5. Welke functies en doelen heeft het schoolplein van de stageschool?
  6. Welke activiteiten spelen de kinderen in de onder- en bovenbouw voornamelijk?
  7. Ik geef mimimaal 3 aanbevelingen voor de verbetering van het schoolplein waarbij geschikte inrichting, en/of activiteiten worden genoemd en beargumenteerd.
Nb. Ik analyseer de stand van zaken met foto- en/ of filmmateriaal.  









Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbereiding 
  • Maak 1b van de opdracht
  • Bedenk aan de hand van de uitkomst van je kijkkader, wat je wilt aanpakken op het plein en welke activiteit je hiervoor wilt inzetten!

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen
  • Je bereid je kennis uit op het gebied van activiteiten die je kunt inzetten als spel van de week.
  •  Je leert dat er bepaalde doelgroepen zijn die aanpassingen nodig hebben op het schoolplein.
  • Je weet wat er nodig is om beleid met betrekking tot het schoolplein te laten slagen.
  • Je weet wat er van je verwacht wordt opdracht 1b.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Start met spel van de week op niveau



Bal over de stok

Het aanbieden van een spel van de week met differentiatie zorgt voor meer betrokkenheid. Iedereen kan meedoen op eigen niveau  en kinderen blijven langer gemotiveerd voor het spel, omdat ze een volgend level kunnen halen.

Slide 10 - Diapositive

Welke differentiatie zit hierin.

- verschillende ballen.
- moeilijkheid in opdrachten:
1. 20x overgooien met rechts (5-6)
2. 20x overgooien met links (5-6)
3. 20x soleren met rechts (5-8)
4. 20x soleren met links (5-8)
Bonus:
- 2x raken
- Met de stok een rondje om de bal
- De bal met de stok omhoog tikken
- Met de voeten
- Naar beneden slaan
- Zelf iets verzinnen (met 1 stok en 1 bal)
Spel van de week
Introduceren spel van de week 

Waarom:
  • Diversiteit 
  • Hot spots 
  • Thematisch buitenspelen 

Slide 11 - Diapositive

idee voor op de stageschool om te doen en te introduceren. Wat voor reguleringen gelden hier, overdraagbare regels.
Spel van de week divers
Diversiteit 
  • Touwtrekken 
  • Elastieken 
  • Blikgooien 
  • Freerunnen 
  • Klimspelen 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spel van de week 
Hot spots
  • Voetbal
  • Knotshockey
  • Trefbal
  • Handbal
  • Basketbal 
  • Flagrugby 
timer
1:00

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spel van de week 
Thematisch buitenspelen (winter)
  • Sneeuwballengevecht
  • Sneeuwpop maken 
  • Sleeën 
  • Iglo trefbal met sneeuwballen 

Slide 14 - Diapositive

iglo, maak een hut, kast, twee kleine matjes, en gooien maar.
Spel van de week
Eigen kijkwijzers, die je kunt inzetten als spel van de week.
Bereid deze geef deze zo aan de halve klas. Denk hierbij na over welke differentiatie je kunt toepassen binnen het spel.

Tip: Je kunt de gegeven spellen verzamelen en een spellenpot maken voor je stageklas. Zo kan er in de pauze een spel getrokken worden die gespeeld wordt. Je kunt kinderen hier ook zelf spellen in laten doen die ze leuk vinden op het plein.

Slide 15 - Diapositive

Pas de spellepot zelf toe door de verschillende kijkwijzers bij elkaar te doen en er willekeurig 1 uit te halen.
Schoolplein aanpassingen bij...
Bij Heliomare , een SO/ VSO school waar veel kinderen met een lichamelijke beperking en meervoudige beperking zitten, is het schoolplein anders ingericht.

Slide 16 - Diapositive

  • Pleinen op de basisschool omheind en afgesloten i.v.m. weglopen. Op het VSO juist open om verantwoordelijkheden te geven en voor te bereiden op de toekomst/ deelname in de maatschappij.
  • Veel contrasterende kleuren. 
  • Zachte ondergronden.
  • Ruimte om te spelen in rolstoelen. Atletiekbanen waar op gerend kan worden, maar ook in de rolstoel op gereden kan worden.
  • Schommels en draaimolen waar kinderen ingezet kunnen worden vanuit een rolstoel. 
  • Tijdens het buitenspelen zijn er vanwege de sociale veiligheid maximaal 2 klassen tegelijk buiten op het (deel van) het plein. Iedere bouw heeft zijn eigen plein.
  • Bij los materiaal horen ook aangepaste fietsen.
  • Kleuterplein en plein voor ernstig meervoudig beperkte kinderen is afgesloten, klein en overzichtelijk.
Aanpassingen buitenspelen voor:
  • kinderen die slechtziend zijn.
  • kinderen die in een rolstoel zitten.
  • kinderen met CARA (luchtweginfecties)
  • kinderen die angstig zijn
  • kinderen met overgewicht
  • kinderen met motorische problemen 
Wat hebben deze kinderen nodig, uitgaande van dat elk kind wil spelen?
Je kunt denken aan pleininrichting, geschikte activiteiten, maar zeker ook de rol die jij als docent hierin kunt hebben! 

Slide 17 - Diapositive

Per 3/4 tal uitwerken 

Slechtziend:
  • Felle contrasterende kleuren.
  • voor de hand liggende looproutes
  • rustige plekjes met rugdekking
  • inzichtelijke speelsituaties
  • markering op- afstapjes
  • markering handgrepen
  • geluiden om oriëntatie te vergemakkelijken. windgong/folieslinger
  • Verschillende ondergronden, waardoor ze kunnen bepalen waar ze zelf en anderen zijn.

Rolstoel:
  • Drempels / opstapjes vermijden 
  • doorgangen breed genoeg
  • scherpe hoeken vermijden
  • hellingspercentage max 12 %
  • ruimte bieden om te manoevreren
CARA:
  • Kunnen een aanval krijgen bij grote temperatuurverschillen tussen binnen en buiten.  Tussenstation de onverwarmde hal. 
  • Bij wilde spelletjes vaak benauwd. 
  • Medicijnen bieden vaak oplossing. 
  • Wisselend spelaanbod actief/minder actief. 

Angstig:
  • Rustige plek op de speelplaats waaruit ze andere kinderen kunnen bekijken voor ze besluiten zelf mee te doen.
  • Kinderen die sociaal vaardig zijn kunnen een goede steun zijn om mee te spelen. 
  • Als leerkracht kun je ook voor veiligheid zorgen bij deze kinderen door even mee te spelen en positieve feedback te geven. Deze kinderen breiden hierdoor stapje voor stapje hun ervaringswereld uit.

Overgewicht:
  • Gevaar; kind kan niet meekomen met de rest en wordt buitenbeentje
  • Doel; kind uitlokken tot vormen van bewegen waar het plezier in heeft, waardoor het er steeds meer plezier in gaat krijgen . Op deze manier worden de spieren sterker, neemt longcapaciteit toe en wordt de conditie beter. 
  • Vaak geschikte en plezierige activiteiten: fietsen, trapkarren, skateboarden, activiteiten zonder hardlopen.

motorische problemen:
  • speelgedeelte met vaste, zachte ondergrond.
  • grote materialen 
  • klimmaterialen met voldoende rust en steunpunten.
  • luie trap
  • schommelzitje met rugsteun of mand
  • fiets met zijwielen
  • paardentouw/ vliegers/ ballonnen
Caminda G, Leenders Y, Buitenspelen in het zonnetje (2012)


Bedenk bij de doelgroep die je hebt een geschikte schoolplein activiteit en voer deze zo uit.

Voorbeeld goalbal

Slide 18 - Diapositive

Goalballspelers dragen een afgeplakte skibril, waardoor ook sporters zonder een visuele beperking deze sport beoefenen. In 1979 werd goalball in Nederland geïntroduceerd. Tijdens de Paralympics van 1976 was goalball een demonstratiesport en sinds 1980 is het onderdeel van de Paralympische Spelen. Een goalball veld is 18 m. lang en 9 m breed. Het doel is over de volledige breedte van het veld.
Goalball wordt in twee helften van 12 minuten gespeeld op een veld van 18 bij 9 meter. Er spelen twee teams van maximaal zes personen waarvan er drie in het veld staan. Elk team is op een helft van het veld. Door een onderhandse worp wordt de rinkelbal, een 1,25 kg zware bal met een belletje erin, naar het doel van het andere team geworpen. Het doel strekt zich over de volledige breedte van het veld uit. De spelers van het andere team moeten zich op gehoor oriënteren op de bal en proberen de bal uit het doel te houden.