3v-zwakke werkwoorden-verleden tijd-bearb

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Dit moet je leren voor de toets:

1) Grammatik Trabi Tour:

- blz. 158 t/m 161 (bolletje 1 t/m 7)

- blz. 166 t/m 172 (bolletje 14 t/m20)

- & blz. 173 (bolletje 23)

2) Schrijven: Belangrijke zinnen (document)

Lernziele für die Klassenarbeit:

- - Ik kan de zwakke werkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)

- Ik kan haben, sein, werden in de 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich habe, ich hatte, ich habe gehabt)

- Ik kan de modale hulpwerkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich kann, ich konnte, ich habe gekonnt)

- Ik kan woorden uit de der-Gruppe en ein-Gruppe met of zonder  voorzetsels gebruiken (bijv.: Ihr spielt mit eurem  Kind)

- Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de verschillende naamvallen gebruiken (bijv.: Ich gehe mit euch ins Kino.)

- Ik kan mijn mening over een onderwerp geven dat met het boek “Tschick te maken heeft => gaan we later voorbereiden!

Leerdoelen 

kennen/kunnen

1. Je weet hoe je de verleden tijd in het Duits bij zwakke werkwoorden maakt. 
   
   

2. Je kunt de verleden tijd maken bij zwakke werkwoorden met een -d of -t in de stam.

3. Herhaling: Je kunt de verleden tijd maken bij haben, sein, werden.

Zwakke werkwoorden

...zijn regelmatig (geen klinkerverandering in de verleden tijd)
... hebben een vaste stam
...hebben vaste uitgangen

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Ezelsbruggetje tegenwoordige tijd

Je leerde de volgende rij voor de tegenwoordige tijd

ich

du

er/sie/es/man

wir

ihr

sie/Sie

stam + e

stam + st

stam + t

stam + en

stam + t

stam + en

Sleep de uitgangen naar de juiste plek

ich

du

er/sie/es/man

wir 

ihr

sie/Sie

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

spiel

-te

-test

-te

-ten

-ten

-tet

Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn. (studeerde)

1. studiert
2. studierte
3. studiertet
4. studieret

Vertaal 'jullie kochten'

kaufen (= kopen)

1. ihr kaufte
2. ihr kauftet
3. ihr kauftete
4. ihr kauft

Verleden tijd: machen

Es ....... richtig Spaß, das Lied zu singen.

1. macht
2. machte
3. machtet
4. machst

Verleden tijd: lachen
Mein Freund ...... über einen Witz.

Verleden tijd: weinen
Du ...., weil du deine Tasche verloren hattest.

Bijzonderheden........

Als de stam eindigt op -d of -t     

Dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'

En bij deze?
Ich ___________ (warten) eine Stunde lang auf den Bus.

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek

ich

du

er/sie/es/man

wir 

ihr

sie/Sie

red

red

red

red

red

red

-ete

-etest

-ete

-eten

-eten

-etet

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]

1. arbeitet
2. arbeitete
3. arbeitetet
4. arbeite

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]

1. bade
2. badet
3. badete
4. badetet

Verleden tijd:
Warum [antworten] du nicht?

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?

1. antworteten
2. antworetet
3. antwortete
4. antworte

Vertaal 'wij borstelden'

bürsten (= borstelen)

1. wir bürsten
2. wir bürstet
3. wir bürsteten
4. wir bürstten

voltooid deelwoord

ich habe gemacht

ge - stam - t

ich habe geredet

ge - stam - et

Extra oefenen?

Klik dan op de link op de volgende dia.

https:

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hast du das Lernziel errreicht?
- ik kan de zwakke werkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)

😒🙁😐🙂😃

Hausaufgabe: 

- Lernen: TrabiTour Seite 158 t/m 161 (bolletje 1 t/m 6)