Grammatica 1 kader

   1.7 Grammatica       Welkom
Ga rustig zitten en begin met lezen uit je leesboek (15 min)
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands
leesboek


Zinsdelen... geen woordsoorten
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

   1.7 Grammatica       Welkom
Ga rustig zitten en begin met lezen uit je leesboek (15 min)
Op je tafel:
Laptop/boek
schrift Nederlands
leesboek


Zinsdelen... geen woordsoorten

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kan je zinsdeel strepen zetten
  • kan je de persoonsvorm vinden 


Slide 2 - Diapositive

Wat weet je al?
  • Maken: opdracht 1 en 2

  1. Onderstreep de persoonsvorm
  2. Verdeel de zin in zinsdelen
  3. Noteer het onderwerp boven het juiste zinsdeel
timer
8:00

Slide 3 - Diapositive

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 4 - Diapositive

Ontleed de volgende zin:
Hij eet een appel.

Slide 5 - Question ouverte

Persoonsvorm
- Het is bijna altijd één woord
- Het is een vorm van een werkwoord
- Hij staat in het enkelvoud of meervoud
                           Hij eet een appel -> Jullie eten een appel

- Hij staat in tegenwoordige tijd of verleden tijd

Slide 6 - Diapositive

Maken 

Opdracht 3,4, 5 en 6

Klaar? Maak opdracht 7 en 8
Kijk goed naar de leertekst
timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

Zinsdelen
Een zinsdeel kan uit één of meerdere woorden bestaan. 
Een zinsdeel kan in zijn geheel voor de pv gezet worden.

|Ik | lees | dit boek.|              Deze zin bestaat uit 3 zinsdelen. 

Nu jij: 
Hij eet een appel 

Slide 8 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd en geef de persoonsvorm aan.
Hij koopt een bos bloemen.

Slide 9 - Question ouverte

Lesdoelen behaald? 

Slide 10 - Diapositive

Persoonsvorm tijdproef 
1. Zet de zin in de andere tijd (tijdproef). 
2. Het woord dat verandert is de pv.
Ik loop naar school.
Ik liep naar school.

Nu jij:
Hij koopt een bos bloemen.


Elke zin heeft een persoonsvorm.


Slide 11 - Diapositive