Thema 1_ES 6_KGT

1.6 Roken en blowen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1.6 Roken en blowen

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

Warmte is een vorm van energie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij pijl 1 stroomt bloed met
veel koolstofdioxide naar het longblaasje.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Pijl 2 geeft uitgeademde lucht aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is...
A
Zuurstofarm en koolstofdioxide rijk
B
Zuurstofrijk en koolstofdioxide arm
C
Zuurstofarm en koolstofdioxide arm
D
Zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk

Slide 6 - Quiz

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 7 - Question de remorquage

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 8 - Question de remorquage

longblaasjes
longen
Bronchiën

longtakje
Luchtpijp n

Slide 9 - Question de remorquage

Het opnemen van zuurstof en   
het afgeven van koolstofdioxide
Het verversen van de lucht in de longen
Gaswisseling
Ademhaling

Slide 10 - Question de remorquage

Door welke stof in sigarettenrook wordt een roker minder fit en sneller moe?
A
Door teer
B
Door nicotine
C
Door koolmonoxide

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we het proces waarbij zuurstof uit de longblaasjes aan het bloed wordt afgegeven en koolstofdioxide weer wordt opgenomen uit het bloed?
A
Ademhaling
B
Verbranding
C
Gaswisseling
D
Bloedtransport

Slide 12 - Quiz

Fotosynthese
Verbranding
glucose wordt gemaakt
Glucose wordt verbruikt
Zuurstof wordt gemaakt
Zuurstofwordt verbruikt
Koolstofdioxide wordt gemaakt
Koolstofdioxide wordt verbruikt

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is de verslavende stof in sigaretten?
A
ROOK
B
NICOTINE
C
KOOLSTOFDIOXIDE
D
KOOLMONOXIDE

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding zijn delen van het ademhalingsstelsel te zien.
Met welke letter is een bronchie aangegeven?

A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 15 - Quiz

Tijdens een sportwedstrijd:
• gaat je ademhaling ................
• klopt je hart .................
• wordt je lichaam door de verbranding .................
• wordt ................ brandstof en zuurstof naar de cellen vervoerd.
Tijdens je slaap:
• heb je ................ zuurstof nodig. 
• ontstaat ................  koolstofdioxide bij de verbranding.
• gaat de verbranding in je lichaam .................
Vergelijk een sportwedstrijd met slapen.

Sleep de juiste woorden naar de zinnen.
minder
minder
sneller
sneller
meer
langzamer
warmer

Slide 16 - Question de remorquage

Hoe komt het dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden?
A
Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben, en alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.
B
Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben, en een longblaasje een klein oppervlak heeft.
C
Doordat de longblaasjes een dikke wand hebben, en een longblaasje een klein oppervlak heeft.
D
Doordat de longblaasjes een dikke wand hebben, en alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben

Slide 17 - Quiz

Leerdoel
Je kent de mogelijke gevolgen van verslaving aan roken en blowen.

Slide 18 - Diapositive

Roken
Rokers sterven eerder. 
Meer kans op hart- en vaatziekten
Meer kans op longziekten zoals longkanker en COPD (ongeneeslijke ontsteking luchtwegen). 

Het tast je smaak- en reukzintuig aan
Dus kun je minder proeven en ruiken

Ook meer kans op andere ziekten: darmontstekingen, oogziekten, dementie en reuma

Slide 19 - Diapositive

Tabaksrook
Koolstofmonoxide: reukloos gas en neemt de plaats in van zuurstof in je bloed > 
zorgt voor vermoeidheid en slechte conditie.

Nicotine: verslavende stof. Snel uitgewerkt waardoor je weer wilt roken > 
zorgt voor verhoging van je hartslag en bloeddruk.

Teer: beschadigd binnenkant luchtwegen >
zorgt dat de trilhaartjes slecht werken en slijm niet kan worden afgevoerd. Hoest veel ('rokershoest') en krijgt sneller een infectie. Het heeft ook kankerverwekkende stoffen. vaak ook slecht gebit met bruine aanslag. 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

E-sigaret 
Verdampen een vloeistof met nicotine en een smaakje. 

Tijdens het vapen komen nicotine, metalen en stikstofverbindingen in je longen. 
Dit schaadt de luchtwegen, kan kanker en hartkloppingen veroorzaken. 

Slide 22 - Diapositive

Waterpijp (shisha)
Komt 30x meer koolstofmonoxide vrij dan bij sigaretten. 

Kan leiden tot koolstofmonoxidevergiftiging: 
Hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid en vermoeidheid. 

Bij langer gebruik kun je zuurstofgebrek krijgen in je hersenen en bewusteloos raken 
of zelfs dood gaan. 

Slide 23 - Diapositive

Waarom roken mensen?
Roken is een verslaving (nicotine!).

Geestelijk afhankelijk: behoefte aan nicotine wordt steeds groter

Gewenning: steeds meer nicotine nodig voor een prettig gevoel, het wordt steeds moeilijker te stoppen

Lichamelijk afhankelijk (verslaafd):  ontwenningsverschijnselen bij niet roken

Slide 24 - Diapositive

Blowen
Cannabis (zoals hasj en wiet) > hennepplant

Je kan het roken (joint), eten (spacecake, druppels) of verdampen en inademen.

THC => bewustzijn veranderend (net als alcohol). Dat maakt je stoned (loom, ontspannen) of high (energiek, vrolijk). 

5 x meer teer dan een sigaret! 
Wat doet dat ook alweer met je longen? 

 



Slide 25 - Diapositive

Effecten van cannabis
De lichamelijke effecten zijn:
een versnelde hartslag, lagere bloeddruk, hoofdpijn, angst,  slaperigheid, verminderde concentratie en geheugenproblemen.

 

Op de lange termijn: 
verslaving, slapeloosheid, somberheid en problemen met de concentratie. Cannabis verhoogt de kans op een psychische stoornis, zoals depressie en angstklachten. Bij een bepaalde aanleg in je DNA kan schizofrenie ontstaan. 

Slide 26 - Diapositive

Aan het werk!
Wat? 1.6 Roken en blowen - blz 54 : opdrachten 1 t/m 3.
Hoe? Je werkt alleen en in stilte.

Zodra ik het aangeef mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 

Klaar? Maak dan vraag 4. Die maak je gewoon op een A4tje en alleen! 
Niet af? Dan is het Huiswerk!

Slide 27 - Diapositive