Oefenles over geheel Hoofdstuk 9

                    9.1 Je lijf werkt
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

                    9.1 Je lijf werkt

Slide 1 - Diapositive

Noem 4 orgaanstelsels die samenwerken bij het hardlopen

Slide 2 - Question ouverte

Spierstelsel
Bloedvatenstelselv
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel

Slide 3 - Question de remorquage

Organen die zowel in borstholte als buikholte liggen zijn
A
slokdarm en aorta
B
luchtpijp, slokdarm en aorta
C
luchtpijp, onderste holle ader
D
slokdarm, bovenste holle ader

Slide 4 - Quiz

welke stoffen hebben we nodig om te kunnen bewegen
A
zuurstof, glucose
B
water, glucose
C
water, zuurstof
D
zuurstof, water, glucose

Slide 5 - Quiz

wat zijn je afvalproducten die ontstaan bij het hardlopen?
A
co2 en zuurstof
B
water en zuurstof
C
glucose en water
D
water en co2

Slide 6 - Quiz

->
-->
koolstofdioxide

water
zuurstof

glucose
energie

Tekst

Slide 7 - Question de remorquage

Via welke 3 organen raken we onze afvalstoffen kwijt?

Slide 8 - Question ouverte

9.2 je eten verteert

Slide 9 - Diapositive

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen zo klein maken dat je ze in het bloed kunt opnemen

Slide 10 - Quiz

Zet de organen van
het verteringsstelsel
in de juiste volgorde. 
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige
darm
Maag

Slide 11 - Question de remorquage

Welke rol spelen verteringssappen bij vertering?
A
Ze gebruiken de energie in voedingsstoffen
B
Ze bouwen nieuwe cellen met de voedingsstoffen
C
Ze knippen voedingsstoffen in kleine stukken
D
Ze brengen de voedingsstoffen uit je voedsel naar de organen

Slide 12 - Quiz

In welke zin staan vereteringsssappen?
A
Alvleessap, maagsap en galsap
B
Darmsap, alvleessap en speeksel
C
Maagsap, galsap en darmsap
D
Speeksel, glycogeen en alvleessap

Slide 13 - Quiz

Op welke plek in het verteringsstelsel wordt alvleessap aan de voedselbrij toegevoegd?
A
In de mondholte
B
In de maag
C
In de twaalfvingerige darm
D
In de dunne darm

Slide 14 - Quiz

Welke uitspraak is waar over galsap?
A
Galsap wordt gemaakt in de lever en is een verteringssap
B
Galsap wordt gemaakt in de galblaas en is een verteringssap
C
Galsap wordt gemaakt in de lever en opgeslagen in de galblaas
D
Galsap wordt gemaakt in de galblaas en helpt bij het verteren van vetten

Slide 15 - Quiz

Het bevat darmplooien en geeft verteerde voedingsstoffen aan je bloed? Welk orgaan is het?
A
dikke darm
B
twaalfvingerige darm
C
dunne darm
D
endeldarm

Slide 16 - Quiz

9.3 Ademhalen

Slide 17 - Diapositive

Sleep de juiste woorden naar de juiste onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Luchtpijp
Longblaasje
Bronchie
luchtpijptakje
Long

Slide 18 - Question de remorquage

Uitwisseling van zuurstof en koostofdioxide vindt plaats in de
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Longhaarvaten
D
Luchtpijptakjes

Slide 19 - Quiz

Ribademhaling heet ook wel
A
Middenrifademhaling
B
Borstademhaling
C
Buikademhaling
D
Longademhaling

Slide 20 - Quiz

Waarbij hoort de volgende waarneming:
"De tussenribspieren trekken samen."
A
Inademing bij borstademhaling
B
Uitademing bij borstademhaling
C
Inademing bij buikademhaling
D
Uitademing bij buikademhaling

Slide 21 - Quiz

Wanneer beweegt het middenrif omhoog?
A
Bij inademing door middel van borstademhaling.
B
Bij inademing door middel van buikademhaling.
C
Bij uitademing door middel van borstademhaling.
D
Bij uitademing door middel van buikademhaling.

Slide 22 - Quiz

Welk van de antwoorden klopt bij het plaatje van het longblaasje?
A
1= zuurstofrijk bloed Q= zuurstof
B
1=zuurstofarm bloed P=zuurstof
C
1=zuurstofrijk bloed P= zuurstof
D
1=zuurstofarm bloed Q= zuurstof

Slide 23 - Quiz

het hart.


9.4 je bloed stroomt 

Slide 24 - Diapositive

Welke 3 soorten bloedvaten ken je?

Slide 25 - Question ouverte

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Sterke wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier s gaswisseling

Slide 26 - Question de remorquage

Wat wordt er aangewezen met hartonderdeel nummer 2?
A
linkerkamer
B
linkerboezem
C
rechterkamer
D
rechterboezem

Slide 27 - Quiz

Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen

Slide 28 - Quiz

Op de afbeelding heten de rode bloedvaten
A
Aorta en longslagaders
B
Aorta en longaders
C
Bovenste holle ader en longaders
D
Bovenste holle aders en longslagaders

Slide 29 - Quiz

Op de afbeelding heten de blauwe onderdelen
A
rechterboezem, rechter kamer en longaders
B
rechterboezem, rechterkamer en longslagaders
C
linkerboezem, linkerkamer en longaders
D
linkerboezem, linkerkamer en longslagaders

Slide 30 - Quiz

Zuurstofarm -
kleine bloedsomloop
Zuurstofrijk -
grote bloedsomloop
Zuurstofrijk -
kleine bloedsomloop
Zuurstofarm -
grote bloedsomloop

Slide 31 - Question de remorquage

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten.

Sleep de bloedvaten naar de juiste namen.
Kransslagader
Bovenste holle ader
Aorta
Longslagader
Longader

Slide 32 - Question de remorquage