Grammatik Kapitel 2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Grammatik Kapitel 1

Was kennt ihr schon?

Vervoeging Modalverben

Konjunktiv II

Wie entsteht der Konjunktiv II ?

Meistens benutzt man eine Form von werden und ein regelmäßiges Verb!

Beispiele:

Ich würde das nicht machen.

Wie würdet ihr diese Aufgabe lösen ?

Wir würden gerne ein Eis kaufen.

Ausnahmen

Die Verben: werden, haben, sein

und alle Modalverben(dürfen, können, mögen, müssen, wissen, sollen en wollen) haben eine eigene Konjunktivform.

Konjunktiv II: Die Hilfsverben

Konjunktiv II: Die Modalverben

-> De uitgangen zijn hetzelfde als bij de onvoltooid verleden tijd van werkwoorden (-te, -test, -te, -ten, -tet, -ten)

Wat zouden jullie hebben gedaan?

1. Was hattet ihr gemacht?
2. Was hätten ihr gemacht?
3. Was habt ihr gemacht?
4. Was hättet ihr gemacht?

Zou u kunnen ..... ..... mir das bitte noch einmal erklären?

1. Können Sie
2. Konnten Sie
3. Möchten Sie
4. Könnten Sie

Wenn ich genug Geld (zou hebben), (zou) ich ein Pferd kaufen.

1. hätte, würde
2. hatte, würde
3. hätte, wurde
4. hatte, wurde

Vertaal het werkwoord (Modalverben)

en zet het in de goede vorm. Is het de tegenwoordige tijd (tt) of de zou-vorm (vt, K2)?

Ich (können, tt) ……………. dir helfen.

Ihr (sollen, tt) ……... eure Hausaufgaben machen.

Er (müssen, tt) …….. zeitig aufstehen.

Er (müssen, vt K2) …….. zeitig aufstehen.

Ich (dürfen, vt K2) ……. es euch nicht sagen.

Wechselpräpositionen und Fälle

Pak de tabellen er bij!

Samengevat.....

Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!

De 9 keuzevoorzetsels zijn: 

an: aan, op

auf: op

hinter: achter

in: in, over

neben: naast

über: boven

unter: onder

vor: voor

zwischen:tussen

Samengevat.....

Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een 3e naamval. 

Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval. 

De 7/2 regel

Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 

De 7/2 regel

Voorbeeld: 

Ik wacht op mijn vriend.

Ich warte auf mein..... Freund. 

Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  

Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Das Papier liegt unter ...... Teppich.

1. dem
2. den

Ich gehe morgen in ....... Schule.

1. die
2. der

Ich lege mich auf ........ Bett.

1. meinem
2. mein

Früher wohnten wir über ....... Bäcker.

1. einem
2. einen

die Verben mit einem Fall

Kennst du alle Verben schon?

1. Fall

3. Fall

4. Fall

begegnen

sein

werden

bitten

danken

bleiben

fragen

kosten

folgen

gefallen

glauben

lehren

gehören

interessieren

es gibt/es gab

gratulieren

helfen

kondolieren

schaden

passen

gelingen

trauen

Ergänze die richtigen Endungen:
Ich danke mein..... Vater.

Ergänze die richtigen Endungen:
Meine Mutter ist d......... Lehrerin

Ergänze die richtigen Endungen:
Er wird ein......... Haus kaufen.

Ergänze die richtigen Endungen:
Heute gibt es kein..... Bus (m).

Und jetzt?

Wenn du Fragen hast, mailt mir oder schreibt einen Bericht über MS Teams. 

Verwende die formative Prüfung als Vorbereitung.

üben, üben, üben!