Meervoud van de zelfstandige naamwoorden

Was gibt es heute?
  • Het meervoud (Plural) van de zelfstandige naamwoorden
  • Werken aan het project "Unser Wirtschaftsraum"
  • opdrachten FIX Duits
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Was gibt es heute?
  • Het meervoud (Plural) van de zelfstandige naamwoorden
  • Werken aan het project "Unser Wirtschaftsraum"
  • opdrachten FIX Duits

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
1. Aan het einde van de les kun je de mannelijke,vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden in de meervoudsvorm zetten ( de videouitleg en de uitleg op papier + oefeningen vind je in ELO-> week 22)

2. Je hebt de opdrachten van week 22 in de reader gemaakt.

3. Je hebt de opdrachten in FIX Duits van week 1&2 af (zie studieplanner van periode 3).

Viel Erfolg!

Slide 2 - Diapositive

Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden.
Was hast du im vorigen Unterricht gelernt?

- mannelijk
- vrouwelijk
- onzijdig

Slide 3 - Diapositive

.......Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

.......Opel
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

.......Museum
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quiz

.......Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quiz

.......Ausbildung
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

.......Februar
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

.......Essen
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

.......Vater
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

.......Süden
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

.......Zwei
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

.......Niederländisch
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

.......Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

.......Kunde
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

.......Werbung
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Plural
de meervoudsvormen

Slide 18 - Diapositive

Mannelijk 
Hoofdregel: -e + Umlaut
Bijvoorbeeld:
der Anzug - die Anzüge       der Fall - die Fälle        der Platz- die Plätze

Let op:


1. op de klinkers “ e ’’ en ” i ” komt in het Duits geen Umlaut (die vervalt dus).
2. de meeste der woorden op –el, -en, -er veranderen niet in het meervoud

Bijv. der Preis – die Preise (de prijzen) - der Löffel – die Löffel (de lepels)


Slide 19 - Diapositive

der Teil
A
die Teile
B
die Teilen
C
die Tëilen

Slide 20 - Quiz

der Zug

A
die Zuge
B
die Züge
C
die Zugen

Slide 21 - Quiz

der Preis

A
die Preise
B
die Preisen
C
die Preis

Slide 22 - Quiz

Vrouwelijk 
Hoofdregel: 
de meeste vrouwelijke woorden op -e,-el of -er  krijgen de uitgang -n 

 Bijvoorbeeld:
 die Nummer - die Nummern    die Karte - die Karten   die Schule -die Schulen

andere vrouwelijke woorden krijgen de uitgang -en
 Bijvoorbeeld:
 die Werbung - die Werbungen    die Frau - die Frauen   die Zeit -die Zeiten

Slide 23 - Diapositive

die Tür
A
die Türe
B
die Türen
C
die Türn

Slide 24 - Quiz

die Frau

A
die Fraue
B
die Frauen
C
die Fräuen

Slide 25 - Quiz

die Gabel (vork)

A
die Gabel
B
die Gabelen
C
die Gabeln

Slide 26 - Quiz

Onzijdig
Hoofdregel: -e

 Bijvoorbeeld:
      das Jahr - die Jahre      das Spiel - die Spiel     das Resultat - die Resultate
Let op:
1. de meeste das woorden op –el, -en, -er veranderen niet in het meervoud
2. verkleinwoorden op –chen en –lein veranderen niet in het meervoud

Bijvoorbeeld:
das Kissen - die Kissen (kussens)            das Mädchen - die Mädchen (meisjes)




Slide 27 - Diapositive

das Mädchen
A
die Mädchen
B
die Mädchens
C
die Mädchene

Slide 28 - Quiz

das Zimmer

A
die Zimmer
B
die Zimmern
C
die Zimmers

Slide 29 - Quiz

das Produkt

A
die Produktes
B
die Produkten
C
die Produkte

Slide 30 - Quiz

Mannelijk (maar ook vrouwelijk en onzijdig)
Achter woorden die internationaal worden gebruikt (in andere talen), wordt in het meervoud een -s gezet.

Slide 31 - Diapositive

Zum Beispiel
der Chef --> die Chefs
die Kamera --> die Kameras
das Niveau --> die Niveaus

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Project "Unser Wirtschaftsraum"
In Periode 3 ga je in groepen werken aan het project Unternehmen Deutsch. Het project bestaat uit twee delen:

      Teil 1: Unser Wirtschaftsraum
      Teil 2: Unser Partnerunternehmen

In de weken 21 t/m 25 van Periode 3 ga je aan Teil 1: Unser Wirtschaftraum werken.

Je krijgt een reader van je docent, waarin je elke les opdrachten op papier gaat uitwerken. Aan het einde van de les lever je de reader in bij je docent.
 


 

Slide 34 - Diapositive

Project "Unser Wirtschaftsraum"
Eindproduct
Het eindproduct van Teil 1: Unser Wirtschaftraum bestaat uit:

          1. Een uitgewerkte tekst (minimaal 150 woorden) waarin je antwoord geeft op de vraag:
Welche wichtigen Branchen und deutsche Unternehmen oder Unternehmen mit einem Link nach Deutschland gibt es in deiner Region?

          2. video (minimaal 4 minuten) waarin je de informatie uit de uitgewerkte tekst vertelt.

          3. de ingevulde reader.

 

Slide 35 - Diapositive

FIX Duits

Maak de opdrachten van week 1&2



Slide 36 - Diapositive