HV3 - §4 Oefenen voor de 2T

HV3 - Oefenen voor de 2T
Leerstof:
Unité 4: apprendre 1 + apprendre 2 + 
§4 Bijvoegelijk naamwoord 

Tip: Leer voor het maken van deze LessonUp eerst jouw aantekeningen én de theorie (§4 op p. 132/133) over het Bijvoeglijk naamwoord
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

HV3 - Oefenen voor de 2T
Leerstof:
Unité 4: apprendre 1 + apprendre 2 + 
§4 Bijvoegelijk naamwoord 

Tip: Leer voor het maken van deze LessonUp eerst jouw aantekeningen én de theorie (§4 op p. 132/133) over het Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Doel:
  • Ik ken de bijvoeglijke naamwoorden
  • Ik weet hoe ik ze moet vormen
  • Ik weet op welke plek ze moeten staan in de zin

Slide 2 - Diapositive

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
1. Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
het werkwoord
B
het lidwoord
C
het zelfstandig naamwoord
D
het aanwijzend vnw

Slide 4 - Quiz

Waar past het bijvoeglijk naamwoord zich aan ?
A
Bijwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Voorzetsel
D
Lidwoord

Slide 5 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord (blz. 133)
Zelfstandig naamwoord is: 
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 6 - Diapositive

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud is?
A
e
B
s
C
es
D
se

Slide 7 - Quiz

Welke letter komt er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is?
A
es
B
se
C
e
D
s

Slide 8 - Quiz

Welke letters komen er achter het bijvoeglijk naamwoord als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Jacqueline est une fille ......
A
français
B
française
C
françaises

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un pull noir.
B
Il porte un pull noire.
C
Il porte un pull noirs.
D
Il porte un pull noires.

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marco habite dans une .... maison
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les lunettes verts.
B
Elle porte les lunettes vert.
C
Elle porte les lunettes verte.
D
Elle porte les lunettes vertes.

Slide 13 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contents
C
contentes
D
contente

Slide 14 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s (blz. 133)
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 15 - Diapositive

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud gewoon een extra -s bij.
Il est néerlandais ⇢ Ils sont néerlandaiss.
A
Vrai
B
Faux

Slide 16 - Quiz

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen niet nog een -e bij.
Le vélo est rouge ⇢ La voiture est rouge.
A
Vrai
B
Faux

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
la table jaune
B
la table jaun
C
la table jaunee
D
la table jaunes

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
les chats griss
B
les chats grises
C
les chats grie
D
les chats gris

Slide 19 - Quiz

   Het bijvoeglijk naamwoord
Bijzondere mannelijk meervoud

 -eau
Als het bijv.naamwoord eindigt op -eau, komt er een -x achter bij mannelijk meervoud.
Bv.: mes nouveaux voisins
 -al
Als het bijv.naamwoord eindigt op -al, eindigt het mannelijk meervoud op -aux.
Bv: les musées nationaux

Slide 20 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
"le beau garçon"?
A
les beau garçons
B
les beaus garçons
C
les beaux garçons
D
les beauxs garçons

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van:
"Le cours musical"?
A
les cours musicaux
B
les cours musicals
C
les cours musicales
D
les cours musiceaux

Slide 22 - Quiz

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
2. Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld: le pull bleu, le garçon hollandais, la fille heureuse, l'attraction dangereuse etc...


Slide 24 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord - plaats
De volgende bijvoegelijke naamwoorden komen voor het zelfstandig naamwoord:                                      (FN + NF leren!)
  1.  beau = mooi
  2.  bon = goed/lekker
  3.  joli = mooi/knap
  4. grand = groot
  5. long = lang
  6. petit = klein


6. jeune = jong
7. vieux = oud
8. nouveau = nieuw
9. gros = dik
10. mauvais = slecht
11. haut = hoog

Slide 25 - Diapositive

GRAND en PETIT zijn de enige bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.
A
B

Slide 26 - Quiz

Achter het zelfstandig naamwoord
Voor het zelfstandig naamwoord
grande
français
gros
sportive
mauvais
long
noir
dangereux
bon
jaloux

Slide 27 - Question de remorquage

Let op:
Kleuren komen altijd 
 ACHTER 
het zelfstandig naamwoord!

Slide 28 - Diapositive

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 29 - Question de remorquage

Les chats sont ...

Slide 30 - Question ouverte

La voiture est ...

Slide 31 - Question ouverte

La maison est ...

Slide 32 - Question ouverte

Les chaises sont ...

Slide 33 - Question ouverte

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Voilà une rose voiture
B
Voilà une voiture rose

Slide 34 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Monsieur Reinstra est un monsieur vieux
B
Monsieur Reinstra est un vieux monsieur

Slide 35 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Elle est une chanteuse française.
B
Elle est une française chanteuse.

Slide 36 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Mehmet est un garçon française.
B
Mehmet est un français garçon.
C
Mehmet est un française garçon.
D
Mehmet est un garçon français.

Slide 37 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
C'est un YouTubeur populaire.
B
C'est un populaire YouTubeur.

Slide 38 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Elle porte un jean nouveau.
B
Elle porte un jean nouvelle.
C
Elle porte un nouvelle jean.
D
Elle porte un nouveau jean.

Slide 39 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
C'est un film intéressante.
B
C'est un intéressant film.
C
C'est un film intéressant.
D
C'est un intéressante film.

Slide 40 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Wat is de juiste zin?
A
Ce sont des photos jolies.
B
Ce sont des jolis photos.
C
Ce sont des jolies photos.
D
Ce sont des photos jolies.

Slide 41 - Quiz

Check-out 1 - Vertaal:
Ik heb een grote hond en een rode kat

Slide 42 - Question ouverte

Check-out 2 - Vertaal:
De gele auto is klein

Slide 43 - Question ouverte

Check-out vwo 1 - Vertaal:
De grote teleurstelling

Slide 44 - Question ouverte

Check-out vwo 2 - Vertaal:
Wij zijn bang voor de hoogte

Slide 45 - Question ouverte

Check-out vwo 3 - Vertaal:
De jonge honden zijn gevaarlijk

Slide 46 - Question ouverte

Slide 47 - Vidéo