Introductie geluid
1 / 19
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
De speakers van een stereo-installatie maken geluid. Tijdens een feestje staat de muziek hard.
Wat voel je als je een hand op de speakers houdt?
Wat voel je als je een hand op de speakers houdt?
A
de speaker beweegt niet
B
de speaker is warm
C
de speaker trilt
Slide 9 - Quiz
Met je oren kun je geluid waarnemen.
Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
A
De stembanden
B
Het slakkenhuis
C
Je trommelvlies
D
De gehoorgang
Slide 10 - Quiz
Mensen maken geluid met hun stem. De lucht in de mond is dan aan het trillen.
Wat brengt de lucht aan het trillen?
Wat brengt de lucht aan het trillen?
A
de tong
B
de stembanden
C
de longen
D
de mond
Slide 11 - Quiz
Zet de woorden op de juiste plek.
De stem van een meisje is meestal
dan de stem van een jongen.
Een basgitaar maakt een
geluid dan een viool.
Als je dichter bij de snelweg komt, wordt het geluid steeds
Slide 12 - Question de remorquage
Op een popconcert kun je speciale pluggen kopen. Deze stop je in je oren.
Waarvoor dienen deze pluggen?
Waarvoor dienen deze pluggen?
A
Je kunt elkaar dan beter verstaan
B
Om gehoorschade te voorkomen
C
Om de muziek beter te kunnen horen
D
Ze filteren de gesprekken om je heen.
Slide 13 - Quiz
Vleermuizen maken geluid om vliegende insecten te kunnen waarnemen.
Waarom kunnen mensen dat geluid niet horen?
Waarom kunnen mensen dat geluid niet horen?
A
het geluid is te hard
B
het geluid is te zacht
C
het geluid is te hoog
D
het geluid is te laag
Slide 14 - Quiz
Bij popconcerten wordt gebruik gemaakt van microfoons en speakers.
Welke twee beweringen zijn waar?
Welke twee beweringen zijn waar?
A
met een microfoon kun je geluid maken
B
met een microfoon kun je geluid opvangen
C
met een speaker kun je geluid harder maken
D
met een speaker kun je geluid opvangen
Slide 15 - Quiz
Geluidssterkte meet je in decibel.
De geluidssterkte van een betonboor is
decibel.
Als je fluistert is de geluidssterkte
decibel.
De geluidssterkte van een stofzuiger is
decibel.
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Slide 16 - Question de remorquage
Als je dicht bij een autoweg woont, kun je last hebben van geluidsoverlast.
Wat is geen manier om geluidsoverlast te verminderen?
Wat is geen manier om geluidsoverlast te verminderen?
A
maximum snelheid verhogen
B
maximum snelheid verlagen
C
woningen beter isoleren
D
een geluidswal aanleggen
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Ik weet al best veel over dit hoofdstuk
😒🙁😐🙂😃
