Herhaling hoofdstuk 3 erfelijkheid

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Thema 4

Erfelijkheid 

Doelen: 

Je kan kenmerken van chormosomen benoemen.

Je kan omschrijven wat genotype, fenotype, gen en eiwit zijn.

Je kan omschrijven dat variatie in genotypen ontstaat door geslachtelijke voortplanting en mutaties. 

Genotype:

Je erfelijke aanleg

Word je mee geboren

Alle genen bij elkaar, de informatie uit je DNA

Fenotype:

Hoe je er aan de buitenkant uitziet.
 

Uiterlijk bvb. kleur ogen of haar

Combinatie van genotype en mileu

Chromosoom (sterk uitvergroot)

Cel met celmembraan en cytoplasma

Celkern met chromosomen

DNA

Lichaamscellen bevatten 46 chromosomen ( 23 paren)

Lichaamscellen 

Vrouwelijke lichaamscellen

2 X-chromosomen (XX).

Mannelijke lichaamscellen

1 X- en 1 Y-chromosoom (XY).

Geslachtscellen:

Spermacel/ eicel

23 chromosomen
(enkelvoudig)

Lichaamscellen:

bvb. spiercel/botcel/leverel

46 chromosomen

(23 paren)

Gewone celdeling

een gen

Een gen is een stukje DNA

voor één erfelijke eigenschap. 

van gen via eiwit naar fenotype

genen kunnen aan of uit staan. 

staat een gen aan dan maakt deze cel een bepaald eiwit.

stel een gen staat aan voor bruine ogen. het gen maakt dan oogkleureiwitten aan zodat je bruine ogen krijgt. 

Dit eiwit zorgt dan voor het fenotype bruine ogen.

gen haarvorm

Geslachtelijke voortplanting

Ongeslachtelijke voortplanting

Mutaties

• Bepaalde stoffen zorgen er voor dat mutaties vaker optreden
• Deze stoffen heten mutageen
• Voorbeeld: Asbest, Sigarettenrook, UV-straling, Röntgenstraling.
  

Mutaties

• mutaties kunnen in elke cel optreden
• Bij geslachtscellen grotere impact, waarom?
  

Klonen is:

1. Geslachtelijke voortplanting
2. Ongeslachtelijke voortplanting

Voortplanting bij mensen is een voorbeeld van...

1. Geslachtelijke voortplanting
2. Ongeslachtelijke voortplanting
3. Allebei de antwoorden zijn goed

Wat is een gen?

1. Hetzelfde als een chromosoom
2. Hetzelfde als een allel
3. Een deel van een chromosoom
4. De informatie voor één erfelijke eigenschap

Welke volgorde van 'groot naar klein' klopt?

1. DNA--> gen --> chromosoom
2. Gen --> DNA --> chromosoom
3. Chromosoom --> gen --> DNA
4. DNA --> gen --> chromosoom

Welke stelling is juist?

1. Fenotype = genotype + milieu
2. Milieu = genotype + fenotype
3. Genotype = fenotype + milieu

Rood geverfd haar

1. genotype
2. fenotype

een lichaamscel heeft ...

1. 23 chromosomen
2. 46 chromosomen
3. 92 chromosomen
4. verschillend aantal chromosomen

wat is het genotype?

1. Het uiterlijk van een persoon.
2. De aantal chromosomen
3. Het milieu van een persoon
4. het erfelijke informatie van een persoon