Hoofdstuk 5.3 Beelden maken met een lens K4 les 3

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

H5: Licht
Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel

Slide 2 - Diapositive

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 2, 4, 6 en 8 van 2,3 Temperatuur
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Diapositive

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Diapositive

H5: Licht
Introductie

  • § 5.1 Licht, schaduw en spiegels
  • § 5.2 Van infrarood tot ultraviolet

  • § 5.3 Beelden maken met een lens
  • § 5.4 Oog en bril

Slide 5 - Diapositive

Lesprogramma
  1. Huiswerkcontrole
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Diapositive

Huiswerkcontrole
Maak opdrachten op de examensite

Slide 7 - Diapositive

Over welke opgaven van
het huiswerk zijn er vragen?

Slide 8 - Carte mentale

Terugblik
  1. Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
  2. Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.
  3. Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.
  4. Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.
  5. Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
  6. Je kunt drie toepassingen van uv-straling in het dagelijks leven beschrijven.
  7. Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven.

Slide 9 - Diapositive

Kleur zien

Slide 10 - Diapositive

Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog.  Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde.
Het spectrum :
Indigo
Bruin
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"

Slide 12 - Quiz

welke tekening geeft de spiegelwet juist weer?
A
.
B
.
C
.
D
.

Slide 13 - Quiz

Welke apparaten maken gebruik van ultraviolette straling?
A
afstandsbedieningen en alarminstallaties
B
afstandsbedieningen en blacklights in discotheken
C
zonnebanken en apparaten voor de behandeling van sportblessures
D
zonnebanken en blacklights in discotheken

Slide 14 - Quiz

Erik komt met een geel shirt naar school. In het lokaal wordt een proefje gedaan met gekleurd licht. Er is alleen een lamp aan die zuiver geel licht uitstraalt. Welke kleur lijkt het shirt nu te hebben?

A
Geel
B
Oranje
C
Zwart
D
Rood

Slide 15 - Quiz

Welke bewering over infraroodstraling (ir) en ultraviolette straling (uv) is goed?
A
Een koud voorwerp zendt veel uv-straling uit.
B
Een warm voorwerp zendt veel ir-straling uit.
C
Je huid verbrandt door te veel ir-straling.
D
Uv-straling wordt door de ozonlaag voor een groot deel tegengehouden.

Slide 16 - Quiz

De letterlijke betekenis van infrarood is:
A
lichtrood.
B
naast het rood.
C
voor het rood.
D
voorbij het rood.

Slide 17 - Quiz

Waarom word je bruiner of verbrand je sneller in de sneeuw?

Slide 18 - Question ouverte

Voorkennis


  • Introductie film nova
  • Voorkennis opdrachten 1 t/m 7

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen 5.3 Beelden maken met een lens
  1. Je kunt het verschil beschrijven tussen positieve lenzen en negatieve lenzen.
  2. Je kunt uitleggen hoe een positieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
  3. Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met ‘brandpunt’ en ‘brandpuntsafstand’.
  4. Je kunt uitleggen hoe een negatieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
  5. Je kunt het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
  6. Je kunt het beeld construeren dat een positieve lens van een voorwerp vormt.
  7. Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten in een tekening.

Slide 20 - Diapositive

Lenzen
Een lens is een schijfje van glas of doorzichtig kunststof.
Een lens is ontworpen om licht op een bepaalde manier van richting te doen veranderen. Je noemt dat: het licht breken.
Positieve lenzen/bolle lenzen:                                Negatieve lenzen/holle lenzen:
Vergrootglas                                                                    Verkleind beeld

Slide 21 - Diapositive

Lichtbreking bij positieve lenzen
Met een positieve lens kun je een evenwijdige lichtbundel zonlicht in één punt concentreren. Je gebruikt zo’n lens dan als
brandglas. In figuur 2 zie je hoe dat gaat. 
Voordat de lichtstralen op de lens vallen, lopen ze
evenwijdig aan de hoofdas: de lijn die je door het
midden van de lens ziet lopen. Na de lens 
bewegen de lichtstralen naar elkaar toe. 
Er is een convergente lichtbundel ontstaan.
Zo breekt een positieve lens evenwijdig licht.

Slide 22 - Diapositive

Lichtbreking bij negatieve lenzen
Na de lens bewegen de lichtstralen bij elkaar vandaan. Dat betekent dat het licht steeds zwakker wordt. 
Er is een divergente lichtbundel ontstaan.
Een negatieve lens heeft geen brandpunt waar de 
stralen bij elkaar komen. Er is wel een punt vóór de 
lens waar de lichtstralen vandaan lijken te komen. 
Dit punt noem je ook het brandpunt. 
De brandpuntsafstand is in dit geval een negatief getal:
==> dat betekent dat het voor de lens ligt!
Zo breekt een negatieve
 lens evenwijdig licht.

Slide 23 - Diapositive

Een beeld op een scherm vormen
Met een positieve lens kun je een voorwerp op een scherm afbeelden.
Dat doe je bijvoorbeeld als je een foto maakt. Een lens beeldt de wereld
 voor de lens verkleind af op een lichtgevoelige chip. 
Een computer in de camera legt het beeld punt voor punt vast in een bestand. 
Het bestand wordt daarna opgeslagen op een geheugenkaart. Een Beamer werkt op dezelfde manier.

Bij camera’s en beamers wordt het beeld gevormd door lichtstralen die op een scherm vallen. Zo’n beeld noem je een reëel beeld.
Een virtueel beeld kun je niet zichtbaar maken op een scherm, een reëel beeld wel.
Beamer

Slide 24 - Diapositive

Een reëel beeld construeren
In figuur 4 zie je een lampje L dat licht uitzendt in alle richtingen. 
De lichtstralen bewegen dus steeds verder uit elkaar. 

Met een positieve lens kun je de lichtstralen weer bij 
elkaar brengen in één punt. 

Dit punt noem je het beeldpunt van L. 
Als je op de juiste afstand van de lens een scherm 
neerzet, zie je daarop een scherp beeld van het lampje.

Zo ontstaat het beeld
van het lampje.

Slide 25 - Diapositive

Een reëel beeld construeren
Je kunt de plaats van het beeld bepalen door:
  • proeven te doen.
  • te tekenen. 

  1.      Lichtstralen die op het midden van de lens vallen,  bewegen langs een rechte lijn verder.
  2.     Lichtstralen die evenwijdig aan de hoofdas lopen, gaan na de lens door het brandpunt.
Deze twee regels gebruik je om het beeld van een voorwerp met een tekening te bepalen, oftewel te construeren. 

De twee lichtstralen die je daarbij gebruikt, noem je constructiestralen.
Zo ontstaat het beeld
van het lampje.

Slide 26 - Diapositive

Scherpstellen
Met een optische bank kun je
onderzoeken hoe dat scherpstellen
in zijn werk gaat.


De afstand tussen het voorwerp en
de lens noem je de voorwerpsafstand.

De afstand tussen de lens en het 
scherpe beeld noem je de beeldafstand
Een optische bank.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Aan de slag!

Maak opdracht: van paragraaf 5.3 Beelden maken met een lens
1 t/m 12

Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 5.3 Beelden maken met een lens
1 t/m 12
Je mag samenwerken!

Slide 30 - Diapositive

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 31 - Carte mentale

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 32 - Carte mentale

Samenvatting

Slide 33 - Diapositive

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt het verschil beschrijven tussen positieve lenzen en negatieve lenzen.
  2. Je kunt uitleggen hoe een positieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
  3. Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met ‘brandpunt’ en ‘brandpuntsafstand’.
  4. Je kunt uitleggen hoe een negatieve lens een evenwijdige bundel zonlicht breekt.
  5. Je kunt het verschil uitleggen tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
  6. Je kunt het beeld construeren dat een positieve lens van een voorwerp vormt.
  7. Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand opmeten in een tekening.

Slide 34 - Diapositive

Het is duidelijk waar we met het hoofdstuk aan het werk gaan
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Ik begrijp de leerdoelen van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

De les was leuk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdrachten op de examensite

Dank voor jullie aandacht!

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive






Infrarood = = = =  Ultraviolet
Before red = = = Beyond violet

Slide 40 - Diapositive

Ik snap de leerdoelen:

A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

0

Slide 43 - Vidéo