Markten

Wat is een markt?
1 / 26
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is een markt?

Slide 1 - Question ouverte

Markten
Je hebt verschillende markten. Goederenmarkt, dienstenmarkt, arbeidsmarkt, vermogensmarkt en valutamarkt. 

Een markt is een plaats waar vragers en aanbiedrs elkaar 'ontmoeten'

Slide 2 - Diapositive

Bij welke markt behoren de plaatjes denk je?
Goederenmarkt
Dienstenmarkt
Arbeidsmarkt
Vermogensmarkt
Valutamarkt

Slide 3 - Question de remorquage

Marktvormen
Om welke marktvorm het gaat wordt vooral bepaald door twee factoren: de aard van de producten en het aantal aanbieders (die deze producten willen kopen)

Slide 4 - Diapositive

Aanbieders
Een aanbieder is aanwezig op de markt om goederen of diensten te verkopen aan haar vragers. 
In een markt kan je 1 aanbieder, een beperkt aantal aanbieders of veel aanbieders hebben

Slide 5 - Diapositive

De vragers (afnemer)
Als jij iets wilt kopen, dan ben je aan afnemer: je vraagt of verlangt naar een product of dienst. 
In een markt kan er 1 afnemer zijn, een beperkt aantal afnemers of veel afnemers

Slide 6 - Diapositive

Als jij naar de bioscoop gaat, is de bioscoopeigenaar dan een vrager of aanbieder?
A
Vrager
B
Aanbieder
C
Geen van beide

Slide 7 - Quiz

Als de bioscoopeigenaar een nieuwe film koopt bij een filmmaker, is hij dan een vrager of aanbieder?
A
Vrager
B
Aanbieder
C
Geen van beide

Slide 8 - Quiz

De aard van het product
Homogene goederen: is een product waarvan elke eenheid/stuk in de ogen van de afnemer precies hetzelfde is
Heterogene goederen: goederen of diensten waar je als klant verschillen in kan zien

Slide 9 - Diapositive

Heterogene goederen

Homogene goederen
Graan
Suiker
Elektriciteit
Frisdrank
Melk
Auto
Geld

Slide 10 - Question de remorquage

Toetreding tot de markt
De toetreding tot een markt kan vrij zijn of beperkt worden door marktbarrières. Voorbeelden van zulke barrières zijn patentbelemmeringen, vestigingseisen of juridische barrières.

Slide 11 - Diapositive

Even tussendoor: Hoe meer aanbieders er op een markt zijn...
A
...hoe groter de concurrentie is (en een hogere prijs voor een product).
B
...hoe kleiner de concurrentie (en een hogere prijs voor een product).
C
...hoe groter de concurrentie (en een lagere prijs voor een product).
D
...hoe kleiner de concurrentie (en een lagere prijs voor een product)

Slide 12 - Quiz

Marktvormen
Als je weet hoeveel aanbieders en vragers er zijn, en welk aard het product heeft (homogeen/heterogeen) kan je de marktvorm bepalen:
  • Volkomen concurrentie
  • Monopolie
  • Oligopolie

  • Monopolistische concurrentie

Slide 13 - Diapositive

Volkomen concurrentie
In een volkomen concurrentie zijn veel vragers en aanbieders. Het is een homogeen product. De prijs is al bepaald door de hoeveelheid aanbieders en hoeveelheid vragers. In mijn eentje naar een andere aanbieder stappen, verandert de prijs niet. 

Slide 14 - Diapositive

Nadat ik terugkwam uit Suriname besloot ik om mijn 10 Surinaamse dollars te houden als aandenken en niet in te wisselen voor euro's. Wat doet dit met de prijs/koers van de SRD?
A
Die daalt, want er zijn nu minder euro's
B
Die blijft hetzelfde, jouw 50 srd heeft geen invloed op de koers
C
Die stijgt, want er zijn nu meer euro's
D
Ik weet het niet, sorry meneer :(

Slide 15 - Quiz

Monopolie
Bij een monopolie zijn er veel vragers en is er maar één aanbieder. Logischerwijs een homogeen goed.  De prijs is meestal hoog, want er is geen concurrentie. 

Slide 16 - Diapositive

Waarom heeft de NS (Nederlandse Spoorwegen) een monopolie in Nederland?

Slide 17 - Question ouverte

Oligopolie
Een oligopolie heeft veel vragers en weinig/beperkt aantall aanbieders. Veel producten die je kent zijn producten van een oliopolist. De bedrijven houden elkaar in de gaten: als de ene grote concurrent de prijs verlaagt, kan jij als bedrijf niet 200 euro duurder zijn!

Producten kunnen homogeen of heterogeen zijn.

Soms is er ook sprake van kartels tussen bedrijven.

Slide 18 - Diapositive

Welke van de volgende dingen kunnen een oligopolist zijn?
A
Benzine
B
Mobiele telefoons
C
Cola
D
Vliegtuigmaatschappij

Slide 19 - Quiz

Monopolistische concurrentie
Lijkt op een volkomen concurrentie. Maar hier is het een heterogeen goed. Marketing en reclame zijn belangrijk om een aandeel in het markt te krijgen. 

Slide 20 - Diapositive

Volkomen concurrentie

-Veel aanbieders
-Veel vragers
-Homogeen product

Voorbeelden:
aandelen van een bedrijf
valutamarkt

Monopolie

-Eén aanbieder
-Veel vragers
-Homogeen product
-Mogelijkheid tot kartels

Voorbeeld:
De NS

Slide 21 - Diapositive

Oligopolie

-Enkele aanbieders
-Veel vragers
-Homogeen of heterogeen product

Voorbeeld:
Supermarkten, benzine, vliegtuigmaatschappij
Monopolistische concurrentie

-Veel aanbieders
-Veel vragers
-Heterogeen product

Voorbeeld: 
Televisies (Philips), Frisdrank (Coca Cola), abbonementen 

Slide 22 - Diapositive

Vraag en aanbod
en vragers en aanbieders

Slide 23 - Carte mentale

Heterogeen

Slide 24 - Carte mentale

Marktvormen

Slide 25 - Carte mentale

Wat vonden jullie van deze lesvorm en mijn manier van lesgeven?

Slide 26 - Question ouverte