Revision unit 3 and 4 Stepping Stones

Unit 3 en 4
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Unit 3 en 4

Slide 1 - Diapositive

Upload a picture that represents your holidays best

Slide 2 - Question ouverte

Testweek:
Unit 3: Grammar (past tenses + adjectives/adverbs)
Unit 4: Grammar (future tenses + quantifiers and comparisons)
Follow Up 25-40

Slide 3 - Diapositive

Today's goals
Na vandaag kan ik de juiste verleden tijd invullen
Na vandaag kan ik de juiste toekomstige tijd invullen
Na vandaag kan ik kiezen voor het juiste bijwoord/bijvoeglijknaamwoord
Na vandaag kan ik de trap van vergelijking en overtreffende trap gebruiken

Slide 4 - Diapositive

Ik voel mij klaar voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Past Simple / Past Continuous

Slide 6 - Diapositive

Past perfect

Slide 7 - Diapositive

Past perfect

Slide 8 - Diapositive

Past Perfect Continuous

Slide 9 - Diapositive

Past perfect continuous
Had been
Verb
+ing

Slide 10 - Diapositive

When I arrived the meeting
A
already started
B
had already started
C
starts
D
was already starting

Slide 11 - Quiz

Yesterday I .... to school
A
walked
B
had walked
C
was walked
D
had walking

Slide 12 - Quiz

4 vormen van de future:
  • Will
  • To be going to
  • Present continuous
  • present simple 

Slide 13 - Diapositive

The Future

Slide 14 - Diapositive

the train.... at eight
A
will leave
B
is going to leave
C
is leaving
D
leaves

Slide 15 - Quiz

Next week I ...
A
will go to London
B
am going to London
C
go to London
D
have no plans because of Corona

Slide 16 - Quiz

Adjectives

Slide 17 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden + bijwoorden
Als je een werkwoord wilt omschrijven, een bijvoeglijk naamwoord of andere bijwoorden. Dan voeg je altijd -ly toe. 

She sings beautifully.
He drives very carefully.
She asked me that very seriously. 

Slide 18 - Diapositive

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Slide 21 - Diapositive

She talks ....
A
real fast
B
really fastly
C
really fast
D
real fastly

Slide 22 - Quiz

I am the ... girl in the world
A
luckiest
B
most lucky
C
luckyest
D
most amazing

Slide 23 - Quiz

Good
A
gooder-goodest
B
better-best
C
better-bestest

Slide 24 - Quiz

Toen ik gisteren naar school liep zag ik de slechtste reclame ooit

Slide 25 - Question ouverte

Later word ik de beste zanger want ik zing prachtig

Slide 26 - Question ouverte

Ik heb de doelen van vandaag behaald
-2100

Slide 27 - Sondage

Ik voel mij klaar voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage