lijdend en meewerkend voorwerp

Zinsontleding
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Zinsontleding

Slide 1 - Diapositive

Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (pv)
2. Zoek het gezegde (gez.)
3. Zoek het onderwerp (o)
4. Zoek het lijdend voorwerp (lv)
5. Zoek het meewerkend voorwerp (mv)

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm (pv)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm
Zij geeft de pen aan Tom.

Maak de zin vragend

Zet de zin in de verleden tijd
Geeft zij de pen aan Tom?
Zij gaf de pen aan Tom

Slide 4 - Diapositive

Gezegde (gez.)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 5 - Diapositive

Gezegde (gez.)
Zij geeft de pen aan Tom.

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.

Slide 6 - Diapositive

Onderwerp (o)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 7 - Diapositive

Onderwerp (o)
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + persoonsvorm
Wie geeft?

Zij

Slide 8 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv) 

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 9 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv) 
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + onderwerp + gezegde
Wat geeft zij
de pen

Slide 10 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Aan of voor wie 
+ gezegde 
+ onderwerp 
+ (lijdend voorwerp) ?

Slide 11 - Diapositive

Meewerkend voorwerp (mv)

Zij geeft de pen aan Tom.


In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan

Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  • Aan wie ?  
  • Voor wie?


Slide 12 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
Moeder kocht voor vader een zonnebril.

Vanmorgen heeft haar vader Piet een opdracht gegeven.
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  • Aan wie ?  
  • Voor wie?


Slide 13 - Diapositive

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Diapositive

Zet de stappen van de zinsontleding in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Persoonsvorm zoeken.
Gezegde bepalen.
Onderwerp zoeken.
Lijdend voorwerp zoeken.
Meewerkend voorwerp zoeken.

Slide 15 - Question de remorquage

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 16 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 17 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Geef
jij
geld
aan de collecte?

Slide 18 - Question de remorquage

Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend
voorwerp
Meewerkend
voorwerp
De meester
heeft
ons
lekkere taart
gegeven.

Slide 19 - Question de remorquage

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
De meester deelt de schriften uit.
A
De meester
B
deelt uit
C
de schriften
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 21 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sarah leent een boek aan Thomas.
A
leent
B
aan Thomas
C
Sarah
D
een boek

Slide 22 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 23 - Quiz

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 24 - Diapositive