Betoog

Betoog

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Betoog

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

- je weet wat een betoog is

- je weet hoe je een betoog moet houden (vorm, opbouw)

- je weet wat een argument of onderbouwing is.

-je schrijft een tekst met een stelling uitleg en een (voor) beeld

Slide 2 - Diapositive

woorden
het betoog
de stelling = the statement
overtuigen = to convince
mening <  > feit
het argument = de reden (let  op geen ruzie)
beargumenteren = redenen geven
een tegenargument geven
een argument weerleggen = beargumenteren dat een argument niet goed is
de verbeelding = the imagination

Slide 3 - Diapositive

Wat is het doel van de schrijver?

Teksten zonder mening

- Informatieve tekst: informatie geven

- Instructieve tekst: hoe moet je een instructie gebruiken?

Teksten met een mening

- Betogende tekst: overtuigen

- Beschouwende tekst: aan het denken zetten over een bepaalde kwestie, verschillende kanten worden belicht



Slide 4 - Diapositive

Ingezonden brief in een krant is vaak een betoog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Betoog:

Met een betoog wil je het publiek overtuigen van jouw mening in een vorm van een standpunt

Je onderbouwt je mening met argumenten. Deze argumenten ondersteun je met uitleg of voorbeelden

Je betoog wordt sterker als je ook tegenargumenten weerlegt

In het slot vat je de argumenten kort samen en herhaal je je standpunt

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld stelling:

- werk uit:

Op scholen moet het dragen van een uniform verplicht worden


Slide 8 - Diapositive

Noem minimaal 2 argumenten voor:

Slide 9 - Diapositive

Noem minimaal een argument tegen:

Slide 10 - Diapositive

Argumenten tegen verwerpen:

Slide 11 - Diapositive

Conclusie:

- maak een afweging tussen de argumenten voor en tegen

- herhaal je standpunt

Slide 12 - Diapositive

Een gesproken betoog
De stelling is: Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school  verplicht sporten.  De meneer die het betoog houdt, is TEGEN deze stelling.
Voordat we gaan luisteren gaan we zelf nadenken over de stelling. 

Slide 13 - Diapositive

Bedenk een argument tegen deze stelling
Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school verplicht sporten.

Slide 14 - Question ouverte

Bedenk een argumenten voor deze stelling.
De stelling is: Leerlingen met overgewicht moeten elke dag na school verplicht sporten.

Slide 15 - Question ouverte

De opbouw van een betoog
stelling
argument
argument 
(nog een argument etc)
conclusie

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Hoe maak je een betoog leuker?
Gebruik de opbouw Sexi
statement = stelling
explanation = uitleg met argumenten
illustration = geef een voorbeeld dat tot de verbeelding spreekt, waarbij mensen een plaatje in hun hoofd krijgen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Maak gebruik van signaalwoorden:

- Reden of argument: namelijk, immers, want, omdat

- Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, zodat, als gevolg van

- Tegenstelling: maar, toch, echter, enerzijds, daarentegen

- Samenvatting: kortom, al met al, met andere woorden

- Conclusie: dus, concluderend, samengevat

Slide 20 - Diapositive

Schrijf een betoog
kies een stelling: 
Lachgas mag alleen nog maar aan ziekenhuizen verkocht worden
Het is beter als we dierentuinen verbieden.

Bedenk argumenten voor en tegen
bedenk een beeld of voorbeeld waarover je schrijft

Slide 21 - Diapositive

Lesdoel behaald?

- Je weet wat een betoog is

- Je weet hoe je een betoog moet houden

Slide 22 - Diapositive

Wil je een voorbeeld lezen?
https://www.scholieren.com/verslag/betoog-nederlands-social-media-heeft-een-slechte-invloed-op-de-jeugd

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien