V2 NC Kapitel 3: der die das

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Dienstag 13. Dezember 2022
Woche 50 - Herbst 
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Dienstag 13. Dezember 2022
Woche 50 - Herbst 

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
- Vorstellen
- bisschen wiederholen
- Grammatik
- Hausaufgaben
- Kahoot

Slide 2 - Diapositive

Am Ende dieser Unterrichtstunde:
- kan ik het geslacht van een heleboel Duitse zelfstandig naamwoorden bepalen / weet ik de regels rond het meervoud maken van woorden
- heb ik geoefend mezelf voor te stellen in het Duits
- weet ik weer hoe het zat met de kloktijden

Slide 3 - Diapositive

Wer bin ich und wer bist du?
Frau Cato Ootes
Alter
Familie
Meine Hobbys 

Slide 4 - Diapositive

Wer bin ich und wer bist du?


Ich heiße ... / Mein Name ist ...
Ich bin .... Jahre alt.
Ich wohne in ....
Ich habe ... Schwestern/Brüder/Geschwister
Meine Hobbys sind ...
Sport trieben, Games spielen.  mit Freunden treffen, Serien anschauen,  faulenzen, aus-schlafen, tanzen, musik machen, usw

, u
1 eins           8 acht
2 zwei         9 neun
3 drei          10 zehn
4 vier           11 elf
5 fünf           12 zwölf
6 sechs       13 dreizehn
7 sieben     14 vierzehn

timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Was machen wir heute?
- Vorstellen
- bisschen wiederholen
- Grammatik
- Hausaufgaben
- Kahoot

Slide 6 - Diapositive

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr.
B
Es ist halb fünf .
C
Es ist Viertel vor neun.

Slide 7 - Quiz

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr fünfunddreißig.
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist fünf nach halb zehn.

Slide 8 - Quiz

Wie spät ist es?
(met interpunctie)

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal "Hoe laat is het?"

Slide 10 - Question ouverte

Welche Wörter schreibt man mit Großbuchstabe?
A
Uhr, Viertel, Halb
B
Uhr, Halb
C
Viertel, Nach, Uhr
D
Viertel, Uhr

Slide 11 - Quiz

Was machen wir heute?
- Vorstellen
- bisschen wiederholen
- Grammatik
- Hausaufgaben
- Kahoot

Slide 12 - Diapositive

Wir hören uns einen Rap an
*Maak notities
*kijk goed naar de woorden in beeld
*kijk goed naar de plaatjes/afbeeldingen bij de rap.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Was wisst ihr noch?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

DER
DIE
DAS

Slide 17 - Question de remorquage

Vrouwelijk - die

- mensen of dieren van het vrouwelijk geslacht 
bijv. die Mutter, die Schwester, die Kuh = de koe, die Wölfin = de wolvin

- getallen: die Eins, die Zwei, die Drei

- woorden, die eindigen op:


-keit   die Möglichkeit = mogelijkheid
-ur      die Natur = de natuur
-ei       die Polizei = de politie
-ik       die Musik = de muziek
-ion    die Präsentation = de presentatie

-e             die Sonne = de zon
-schaft  die Eigenschaft = de eigenschap
-heit      die Einheit = de eenheid
-ung       die Vorstellung = de voorstelling
-keit        die Richtigkeit = de juistheid
-tät          die Identität = de identiteit

Slide 18 - Diapositive

Zoek of bedenk een woord in de woordenlijst
van Kapitel 1, 2 of 3 dat eindigt
op -ung, -heit, -keit, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät
of -schaft en dus vrouwelijk is?

Slide 19 - Carte mentale

Mannelijk - der
- mensen of dieren van het mannelijke geslacht
bijv. der Mann, der Vater, der Opa, der Stier, der Wolf, der Hahn

- de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen
bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

- de stammen van werkwoorden: der Beginn (beginnen), der Sitz (sitzen), der Besuch (besuchen) 

Slide 20 - Diapositive

Welke woorden hebben het lidwoord "der" 
DER
Woche
Cousine
Herbst
Januar
Montag
Fach

Slide 21 - Question de remorquage

Onzijdig - das
- woorden die in het Nederlands met "het" worden geschreven. 
bijv. das Haus, das Hotel, das Buch
- verkleinwoorden zoals "-chen" en "-lein"
bijv. das Mädchen, 

Slide 22 - Diapositive

Welk lidwoord heeft "Büchlein"
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

"die" ist ...
(zwei richtige Antworten).
A
weiblich (vrouwelijk)
B
männlich (mannelijk)
C
neutral (onzijdig)
D
plural (meervoud)

Slide 24 - Quiz

Richtig oder Falsch
woorden eindigend op -e hebben altijd "der" als lidwoord
A
richtig
B
falsch

Slide 25 - Quiz

"der" benutzt man wenn das Wort ... ist.
A
weiblich
B
männlich
C
neutral
D
plural

Slide 26 - Quiz

moeilijke vraag :-)
Welk woord heeft -e maar heef niet als lidwoord "die" - noteer ook het juiste lidwoord

Slide 27 - Question ouverte

DER
DIE
DAS
November
Test
Fach

Slide 28 - Question de remorquage

Welk lidwoord gebruik je altijd bij meervoud?
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

"das" verwendet man wenn ein Wort ... ist.
A
weiblich
B
männlich
C
neutral
D
plural

Slide 30 - Quiz

Ik snap de regels rond der/die/das
Ja
Nee
Ongeveer, maar ik weet nog niet alles uit mijn hoofd

Slide 31 - Sondage

Jetzt machen wir 
ein bisschen Hausaufgaben

Übung 20 bis 26 (Seiten 78-80)

Slide 32 - Diapositive

Ik geef deze les...

Slide 33 - Sondage

Am Ende dieser Unterrichtstunde:
- kan ik het geslacht van een heleboel Duitse zelfstandig naamwoorden bepalen / weet ik de regels rond het meervoud maken van woorden
- heb ik geoefend mezelf voor te stellen in het Duits
- weet ik weer hoe het zat met de kloktijden

Slide 34 - Diapositive

                                 TSCHÜSS


Viel Erfolg!
Hausaufgaben für nächste Stunde
Übung 20 bis 25

Slide 35 - Diapositive

Meervoud = Plural
eine Blume
drei Blumen

Slide 36 - Diapositive

De regels (S. 81)
1 Mannelijk (der)
Umlaut (bij auto) + e 
der Ball - die Bälle
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, 
die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -o, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 37 - Diapositive

Opmerkingen
Het lidwoord van het meervoud is altijd die. 

Een Umlaut (") kan alleen op een ä, ü of ö. Onthoud het ezelsbruggetje: ÄÜTÖ.
Bij au komt de Umlaut op de äu: das Haus, die Häuser


Slide 38 - Diapositive

Opmerkingen
Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op:
de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het mv alleen een -n.
die Cousine, die Cousinen
die Schwester, die Schwestern 

Slide 39 - Diapositive

Het meervoud van Heft =
A
die Hefts
B
die Heften
C
die Hefte
D
die Heft

Slide 40 - Quiz

Het meervoud van "der Lehrer"
A
die Lehrer
B
die Lehrers
C
die Lehreren
D
die Lehrern

Slide 41 - Quiz

Maak het meervoud van: der Bruder

Slide 42 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Klasse

Slide 43 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Schule

Slide 44 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Klassenarbeit

Slide 45 - Question ouverte

An die Arbeit
mache Übung 26, 27, 28 und 29 

Slide 46 - Diapositive

                                 TSCHÜSS


Viel Erfolg!
Hausaufgaben für nächste Stunde
"Übung 26, 27, 28 und 29

Slide 47 - Diapositive