Aanhalingstekens

A1A
leestekens:
Citeren
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

A1A
leestekens:
Citeren

Slide 1 - Diapositive

Je gebruikt de dubbele punt bij:
een opsomming
Je kunt je opgeven voor verschillende activiteiten: tennis, buikdansen en salsa.
  • een verklarende opmerking
Er zijn dus twee oplossingen: of je houdt nu je mond, of je pakt je spullen en je gaat.

een citaat
In het grammaticaboek staat: "Een zin begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken."

Slide 2 - Diapositive

In de vorige paragraaf heb je ook gezien dat een dubbele punt wordt gebruikt in de directe rede.

De directe rede geeft letterlijk weer wat iemand zegt of denkt.
In de directe rede schrijf je dus eigenlijk een 'gesproken citaat' op: 
je schrijft namelijk de letterlijke uitspraak.


Mijn zus zei: "Ik fiets liever naar de sportclub."
Ik antwoordde: "Vind je het goed als ik meega?"
Mijn moeder reageerde: "Dan kom ik jullie vanavond wel weer halen."

Slide 3 - Diapositive

  • In de directe rede staat de dubbele punt voor de uitspraak.

  • De uitspraak zelf begint met een hoofdletter.

  • Als de zin begint met de uitspraak, wordt geen dubbele punt, maar een komma geschreven.


"Ik fiets liever naar de sportclub", zei mijn zus.





Slide 4 - Diapositive

Aanhalingstekens

Omdat in de directe rede letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."


Freek vraagt: "Wanneer krijg ik nieuwe voetbalschoenen?"




Slide 5 - Diapositive


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, een dubbele punt en aanhalingstekens.
mijn zus riep blijf van mijn kleren af!

Slide 6 - Question ouverte


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, komma('s) waar nodig en aanhalingstekens.
vind je het goed als ik meega antwoordde ik.

Slide 7 - Question ouverte

Let op
 
Soms bestaat een citaat uit verschillende delen.
Beide delen krijgen aanhalingstekens.
• Het eerste deel krijgt aan het einde een komma vóór de sluittekens.
Na het deel dat geen citaat is, komt weer een komma.
• Het tweede deel van het citaat begint niet met een hoofdletter.

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."





Slide 8 - Diapositive


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, komma('s) en aanhalingstekens.
ik kom al riep sander nog even mijn veters strikken

Slide 9 - Question ouverte

  • Gedachten worden zonder aanhalingstekens geschreven.

Ik dacht: wat een suffe middag is dit.              wel een dubbele punt, 
                                                                         geen ".." en geen hoofdletter.

 Andere gevallen waar aanhalingstekens gebruikt worden:
  •  Als je een woord ironisch bedoelt:

Hij eet vanavond weer eens 'gezond'. (Je bedoelt hamburgers met frietjes.)

Dat was nog eens een 'nieuwtje'. (Dat was dus oud nieuws.)





Slide 10 - Diapositive


In welke zin zijn de leestekens op de juiste manier gebruikt?
A
Hij dacht: "ik heb wel zin in een ijsje."
B
Hij dacht: ik heb wel zin in een ijsje.
C
Hij dacht: Ik heb wel zin in een ijsje.
D
Hij dacht: "Ik heb wel zin in een ijsje."

Slide 11 - Quiz


Neem de zin (ironisch bedoeld) over en gebruik hoofdletter(s) en  leestekens waar nodig.


durf je dat ook recht in mijn gezicht te zeggen vriend 

Slide 12 - Question ouverte

  • Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is:


De leerlingen vonden dat wel 'chill'.

De zogenaamde 'chickflicks' worden steeds populairder.

Hun gedrag was erg 'aso'.


Slide 13 - Diapositive

aanhalingstekens juist gebruikt.
aanhalingstekens onjuist gebruikt.
Mijn 'sportieve' broer zit alleen maar te gamen.
Deze bakker bakt 's ochtends vroeg 'vers' brood.
"Deze tekening is gemaakt door 'Pim'", zei de juf.
"Een kopje thee voor vier euro," zei mijn vader, "wat 'spotgoedkoop'!"

Slide 14 - Question de remorquage