Hoofdstuk 1: arm in de negentiende eeuw

Armoede in de 19e eeuw en daarna...

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Armoede in de 19e eeuw en daarna...

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke manier de zorg voor armen, zieken en werklozen was geregeld tot ongeveer 1930

Slide 3 - Diapositive

Wanneer ben je eigenlijk arm?

Slide 4 - Carte mentale


Wat is een verzorgingsstaat?

  • Een staat waarin de overheid voor de inwoners zorgt: 
  • 'Van de wieg tot het graf'
  • Bijvoorbeeld met: uitkeringen, leningen, subsidies en zorg

  • Maar ook als het gaat om de volksgezondheid
  • Deze verzorgingsstaat is vastgelegd in een heleboel sociale wetten

Slide 5 - Diapositive


Hulp aan armen in de 19e eeuw

  • Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
  • Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
  • Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
  • Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
  • Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragendankbaar zijn en naar de kerk gaan.

Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.

Slide 6 - Diapositive


Rol van de overheid



  • De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
  • Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.

De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.

Slide 7 - Diapositive


Armenwet
1854



  • De Armenwet was een landelijke wet, maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren.
  • De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter dan de gemeenten wilden.




De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854

Slide 8 - Diapositive


Gevolgen van de 
industrialistatie




  • Na 1870 komt in Nederland de industrialisatie op gang
  • Arbeiders (meestal vroeger boeren en landarbeiders) trekken naar de stad: urbanisatie
  • Steden groeien snel: er moeten snel woningen worden gemaakt/gevonden

Slide 9 - Diapositive


Arbeidsomstandigheden

  • Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
  • Lange werkdagen (14 uur per dag).
  • Gevaarlijk.
  • Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).

Slide 10 - Diapositive


Kinderarbeid



  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
  • Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
  • Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.

Slide 11 - Diapositive


Woonomstandigheden


  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...).
  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
  • Dichtbij fabrieken met hun rokende schoorstenen.
  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.

Slide 12 - Diapositive













In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland 
was het trouwens niet veel beter...


Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.

Slide 13 - Diapositive

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 14 - Diapositive

Sociale Kwestie
  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Deze problemen en het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
  • Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
  • De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en  stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Wat zou een mogelijke oorzaak zijn geweest waarom de moeder haar kind moet afstaan?

Slide 17 - Question ouverte

Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] . 
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] . 
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] . 
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] . 
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] . 
Sleep de woorden naar 
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid

Slide 18 - Question de remorquage

Deelvraag: Hoe was de zorg voor armen, zieken en werklozen geregeld tot 1930?

Slide 19 - Diapositive

Waar ging de sociale kwestie ook alweer over?

Slide 20 - Carte mentale

Opdracht: zoek uit hoe de liberalen/ socialisten en confessionelen dachten over de sociale kwestie
Liberalen
Socialisten
Confessionelen

Slide 21 - Diapositive

Aanpak van armoede en andere problemen
In de politiek hadden de verschillende groepen een andere mening over de manier waarop de sociale kwestie kon worden opgelost. Wat moest er worden opgelost?
  • Aanpak slechte woningen
  • Aanpak slechte arbeidsomstandigheden
  • maar ook het onderwijs
  • Kiesrecht (wie mocht nu gaan stemmen)

Slide 22 - Diapositive

De liberalen
De liberalen zaten als sinds 1848 in de regering en bepaalden dus het beleid

De liberalen waren voorstander van een nachtwakerstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor orde en de veiligheid, en zich verder niet bemoeit met de economie.

Slide 23 - Diapositive

Confessionelen (katholieken en protestanten)
  • Confessionelen zijn mensen die het geloof als uitgangspunt nemen voor hun politieke ideeën.
  • Zij waren het erover eens dat de ongelijkheid tussen mensen door God is gewild.
  • Confessionelen vonden het vooral de taak van de werkgevers en werknemers om samen de problemen op te lossen.
  • Wilden dat hun scholen betaald gingen worden door de overheid.

Slide 24 - Diapositive

Socialisten (sociaaldemocraten)
  • De socialisten waren een groep die speciaal voor de rechten van de arbeiders opkwamen.
  • Zij vonden dat de overheid er alles aan moest doen om de arbeiders te beschermen. Zij zetten zich in voor hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden, een uitkering bij ziekte, en voor pensioenen. Bovendien mocht een arbeidsdag niet langer duren dan acht uur.
  • Om dit te bereiken, moest er algemeen kiesrecht komen.

Slide 25 - Diapositive

Liberalen
Confessionelen
Socialisten
Nachtwakerstaat
Geloof als uitgangspunt
Thorbecke
Opkomen voor de arbeiders
Algemeen kiesrecht
Overheid moet bijzonder onderwijs betalen

Slide 26 - Question de remorquage

Pacificatie van 1917 (grondwetswijziging)
In 1917 komt er een grondwetswijziging om een aantal problemen op te lossen:
  • 1917 Algemeen kiesrecht (1919 ook voor vrouwen)
  • Er kwamen steeds meer sociale wetten (bijvoorbeeld woningwet, leerplichtwet)
  • Zowel openbare scholen als bijzondere scholen moesten worden betaald door de overheid.

Slide 27 - Diapositive