Je kunt op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland herkennen.
Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe mensen deze gebieden bewoonbaar hebben gemaakt.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.4
Boeken + snelhechter
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Introductie
Periode 2: hoofdstuk 1 landschappen
Paragraaf 1.5
Planning:
Nakijken 1.4 huiswerk
herhaling met lessonup
Theorie
Check vragen
Lesdoelen:
Je weet wat veen, dijken en polders zijn.
Je kunt op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland herkennen.
Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe mensen deze gebieden bewoonbaar hebben gemaakt.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.4
Boeken + snelhechter
Slide 1 - Diapositive
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje
Zelfstandig 10 min.
Klaar? Lezen 1.5 in stilte
Klaar? Naar lessonup
Slide 2 - Diapositive
Wat is hoog-Nederland? Kies de juiste letter.
A
Het deel van Nederland dat LAGER dan de zeespiegel ligt.
B
Het deel van Nederland dat HOGER dan de zeespiegel ligt.
Slide 3 - Quiz
Wat voor grondsoort heeft hoog-Nederland? Kies de juiste letter.
A
klei
B
steen
C
zand
D
moeras
Slide 4 - Quiz
Het Nederlandse landschap bestaat uit: Hoog-Nederland Laag-Nederland Welke letter geeft Hoog-Nederland aan? Kies de juiste letter.
A
A
B
B
Slide 5 - Quiz
Wat is een stuwwal?
A
Een meer
B
Landijs
C
Heuvels ontstaan door landijs
D
Dat heel Nederland met zand bedekt was
Slide 6 - Quiz
Geef aan waardoor een stuwwal is gevormd.
Slide 7 - Question ouverte
IJstong
Smeltwaterdal
Stuwwal
Slide 8 - Question de remorquage
Laag-Nederland
Het landschap in NL is vooral na de laatste ijstijd ontstaan
De temperatuur steeg --> zeespiegel steeg
In deze periode ontstonden veel grondsoorten
Slide 9 - Diapositive
Aan de kust
Zeespiegel stijgt Strand en duinen vormen:
Lees in je boek de tekst: zand tussen je tenen. Noteer in minimaal 4 stappen hoe duinen ontstaan.
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.
Slide 10 - Diapositive
1. Golven nemen zand mee naar het strand.
2. Door sedimentatie ontstaat er een zandbank.
Ontstaan duinen
Slide 11 - Diapositive
3. Uiteindelijk komt de zandbank boven water uit.
4. De wind neemt het zand mee tot het een obstakel tegenkomt.
Ontstaan duinen
Slide 12 - Diapositive
5. Bij het obstakel ontstaat een heuveltje.
6. Dit heveltje kan uitgroeien tot een metershoge duin.
Ontstaan duinen
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Geef aan wat een waddenzee is.
Slide 15 - Question ouverte
Ontstaan zeeklei
1. Zeewater stroomt door de duinen het land in
2. Water blijft staan
3. In stilstaand water bezinken kleideeltjes.
4. Er ontstaat een dikke laag zeeklei
Slide 16 - Diapositive
Geef aan op welk moment er zeeklei ontstaat.
Slide 17 - Question ouverte
Aan de kust
De duin openingen sluiten, er ontstaat een binnenzee
Binnenzee verandert in uitgestrekt moeras gebied
Dode plantenresten hopen op onder water, zonder zuurstof, ontstaat veen.
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Geef aan hoe veen is ontstaan?
Slide 20 - Question ouverte
Geef aan waarom er tegenwoordig geen vorming van nieuw veen meer plaatsvindt.
Slide 21 - Question ouverte
Geef aan wat het verschil is tussen veen en turf.
Slide 22 - Question ouverte
De bewoners van Laag-Nederland
Bescherming tegen overstromingen vanaf zee.
Dus ze bouwden op terpen
= door mensen gemaakte verhoging als besscherming tegen het zeewater.
Slide 23 - Diapositive
Van terp naar dijk
De eerste dijken bestonden uit terpen die met elkaar verbonden waren
dijk
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Polder leegpompen vroeger
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Geef aan waarom een polder constant leeg gepompt moet worden.
Slide 28 - Question ouverte
Check leerdoelen!
Slide 29 - Diapositive
Noem tenminste 2 landschaptypen die voorkomen in laag-Nederland
Slide 30 - Question ouverte
Geef aan hoe je in laag-Nederland droge voeten kunt behouden.