T3 herhaling B1 t/m B8

T3 herhaling B1 t/m B8
We gaan snel door de vragen heen, zodat ik aan het einde nog wat tips voor het proefwerk kan geven
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

T3 herhaling B1 t/m B8
We gaan snel door de vragen heen, zodat ik aan het einde nog wat tips voor het proefwerk kan geven

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een antigeen?
A
Een ziekteverwekker
B
Een herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
Een gen die cellen doodmaakt
D
Een gen die overal tegen is

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke lijn laat zien
hoe de hoeveel
antistoffen in je bloed is
bij een eerste besmetting?
A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn R
D
Lijn S

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kris heeft op plaats 2 een vernauwing zitten. De artsen besluiten een hartinfarct te voorkomen met behulp van een stent. Wat zullen de artsen doen?
A
Er wordt met behulp van een stent een omleiding gemaakt.
B
Er wordt met behulp van een gezond stuk bloedvat een omleiding gemaakt.
C
Er wordt met behulp van een ballonnetje met stent een bloedvat wijder gemaakt. Het ballonnetje wordt weggehaald en de stent blijft achter.
D
Er wordt met behulp van een stent een ballonnetje opgeblazen in het bloedvat. De stent wordt weggehaald en het ballonnetje blijft achter.

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een risicofactor voor slagaderverkalking?
A
sporten
B
cholesterolarm dieet
C
lage bloeddruk
D
suikerziekte

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het niermerg?
A
Filteren van bloed
B
Productie van urine
C
Verzamelen van urine
D
Afvoer van urine richting de blaas.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slagaders
Aders
Lymfe-
vaten
Kleppen
Kleppen
Dikke wand
Lage bloeddruk
Hoge bloeddruk
Bevat geen rode bloedcellen

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar bestaat bloed uit? Wat zit er in bloed?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De linkerboezem, longaders, longen, longslagaders en rechterkamer bevinden zich in de kleine bloedsomloop.

Welke route volgt het bloed in de kleine bloedsomloop? 
Kies uit:





Rechterkamer -                   
linkerboezem
longaders
longslagaders
longen

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In de urine..... wordt urine tijdelijk opgeslagen.
A
blaas
B
leider
C
buis

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen.
Het bloedplasma vervoert ......
A
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
voedingsstoffen, afvalstoffen en koolstofdioxide
D
voedingsstoffen, afvalstoffen en zuurstof

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de route door het hart in de juiste volgorde
Linkerboezem
Longader
Linkerkamer
Aorta
Holle ader
Rechter boezem
Longslagader
Rechter kamer
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft een functie bij de bloedstolling?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ader
Slagader

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doen halvemaanvormige kleppen?
A
Zorgen dat bloed niet terugstroomt naar kamers
B
Zorgen dat bloed niet niet terugstroomt naar de boezems
C
Zorgen dat het bloed niet terugstroomt naar de aders
D
Zorgen dat het bloed niet terugstroomt naar de slagaders

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de hartpauze zijn ....
A
de hartkleppen gesloten en de halvemaanvormige kleppen gesloten
B
de hartkleppen open en de halvemaanvormige kleppen gesloten
C
de hartkleppen gesloten en de halvemaanvormige kleppen open
D
de hartkleppen open en de halvemaanvormige kleppen open

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De poortader is belangrijk.
Wat is waar over de poortader?
A
vervoert zuurstofrijk bloed naar de lever
B
Vervoert zuurstofarm bloed naar de lever
C
Vervoert zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen naar de lever
D
Vervoert zuurstofarm bloed en voedingsstoffen naar de lever

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als bloed van de rechterkamer naar de longen stroomt dan gaat het bloed door de .......

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Longslagader
Rechterkamer
Bovenste holle ader
Halvemaanvormige kleppen
Hartklep

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de route van de afvalstoffen van een biertje 
Darmen
Bloed
Nierslagader
Nier
Urineleider
Blaas

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vaccinatiegraad is dekkend vanaf..
A
70%
B
80%
C
90%
D
95%

Slide 22 - Quiz

90% wordt gezien als dekkend. 
95% is wenselijk landelijk
Wat is bloeddruk?
A
De druk waarmee het hart het bloed de slagaders in pompt
B
De druk op de slagaderen tijdens het samentrekken van het hart
C
De druk in de slagaderen in de rustfase van het hart
D
Het verschil tussen de bovendruk en onderdruk

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slagaderverkalking is........
A
een verharde wand door ophoping van vet en andere stoffen.
B
heel erg vervelend
C
het proces van kalk in het bloed dat aan je wand gaat zitten.
D
niet te genezen.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een anafylactische reactie?
A
Een onbetrouwbare testuitslag
B
Hevige jeuk op de plaats waar de test wordt uitgevoerd
C
Een ernstige allergische reactie
D
Agressief gedrag v.d. patiënt als reactie op de allergenen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is GEEN voorbeeld van een allergische reactie?
A
Jip krijgt jeuk als hij een kat aait.
B
Sanne krijgt rode ogen als ze buiten loopt in het voorjaar.
C
Ibrahim krijgt een piepende ademhaling na het sporten.
D
Noa zwelt helemaal op na dat hij gestoken is door een bij.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is vaccinatiegraad?
A
Het aantal mensen dat allergisch reageert op vaccinaties.
B
Het percentage van de bevolking dat gevaccineerd is.
C
Het aantal verschillende vaccins dat beschikbaar is.
D
Het aantal keer dat een vaccinatie herhaald moet worden.

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

lymfe
bloedplasma
weefselvloeistof

Slide 28 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Lymfe-
vatenstelsel
Bloedvatenstelsel
Tussen de cellen
Lymfe
Weefselvloeistof
Bloedplasma

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
C
Halen zuurstof uit lymfe
D
Maakt witte bloedcellen aan

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Witte bloedcellen
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor stolling
C
bevatten hemoglobine
D
bestrijden ziekteverwekkers

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het voordeel van actieve immuniteit tegenover passieve immuniteit is
A
Dat deze je in veel gevallen langer beschermt.
B
Dat je deze maar 1 keer krijgt
C
Dat je direct beschermt bent
D
Dat je deze zelf kan geven

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de bloedgroep van iemand met A-antigeen en B-antigeen?
A
B
B
A
C
O
D
AB

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klontert
Zonder gevaar mogelijk
Bloedgroep A ontvangt van bloedgroep AB
Bloedgroep B ontvangt van bloedgroep 0
Bloedgroep AB ontvangt van bloedgroep A
Bloedgroep 0 ontvangt van bloedgroep AB

Slide 35 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn hier de antigenen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat doet een antistof?
A
Het plakt aan een ziekteverwekker en maakt deze onschadelijk
B
Het vernietigt rode bloedcellen
C
Het maakt voedsel verteerbaar
D
Het helpt bacteriën groeien

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zuurstofdeeltje bevindt zich in een haarvat.
In welke delen komt het zuurstofdeeltje achtereenvolgens terecht?
1
2
3
4
5
Ader onder het sleutelbeen
Borstbuis
Bovenste holle ader
Vocht tussen de cellen
Lymfevat

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Succes met leren!

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions