1hv - Les 6 P2 - getallen toepassen en schrijven

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

   Deutsch! 

1hv

Les 6

Periode 2

Gutentag!

Leerdoelen

Je kunt getallen in het Duits zeggen 

+ schrijven.

een datum in het Duits

de kloktijden

Herhaling:

werkwoordsvervoeging

Wiederholung

vraagwoorden

Hoeveel?

Waar?

Wat is jouw telefoonnummer?

Wanneer?

Hoe laat?

Wann ?

Wie viel ?

Wo?

Was ist deine Telefonnummer?

Wie spät?

Regel: feesttenten 

ich     spiel e

du     spiel st

e/s/e/ spiel t

wir     spielen

ihr      spiel t

s(S)ie spiel en

Kies de juiste vertaling:
Het is 13 uur.

1. Es ist 13 Uhr.
2. Es is 13 Uhr.

Mein Arbeitstag ... um 8 Uhr.

1. beginne
2. beginnst
3. beginnt
4. beginnen

16

moeilijk: 31

Kaufen

Hallo!

Wat kost een ... ?

Een ... kost ...

Ok, kan ik pinnen?

Doei!

1 euro

Kaufen

Hallo!

Wat kost  ... ?

...

Tasje nodig!

Doei!

2,45 euro

Alle maanden in het Duits!

januari	der Januar
februari	der Februar
maart	der März
april	der April
mei	der Mai
juni	der Juni

juli	der Juli
augustus	der August
september	der September
oktober	der Oktober
november	der November
december	der Dezember

Welke 6 maanden kun jij sowieso nu in het Duits schrijven?

Wichtige Wörter:

ein Uhr = een uur

eine Stunde = een lesuur

 eine Viertelstunde = een kwartier

eine halbe Stunde = een half uur

ein Viertel = een kwart

halb = half

vor = voor

nach = over

Vraag: Wie spät ist es?

Antwoord: Es ist.........

Vraag: Hoe laat is het?

Antwoord: Het is.......

Vraag: Hoe laat is het?

Antwoord: Het is.............

Wie spät ist es?

Het is drie uur : Es ist drei Uhr.

Het is half drie : Es ist halb drei. 

Het is kwart voor drie : Es ist Viertel vor drei.

Het is kwart over drie : Es ist Viertel nach drei. 

Es ist .. (half 3)

1. halb drei
2. Viertel vor drei
3. Viertel nach drei
4. drei Uhr

Es ist .... (4 uur)

1. Viertel vor.
2. vier Uhr.
3. vier Stunden.
4. Viertel nach.

Es ist ... (kwart voor 5)

1. Viertel nach fünf.
2. Viertel Stunde fünf.
3. fünf Uhr.
4. Viertel vor fünf.

Es ist ... (kwart over 7)

1. Viertel vor sieben
2. Viertel nach sieben.
3. Viertel Stunde sieben.
4. Sieben Uhr.

Es ist ... (9 uur)

1. neun Uhr.
2. neun Stunde.
3. Uhr neun.
4. Stunde neun.

Es ist ... (half 10)

1. Viertel zehn.
2. zehn Stunde.
3. halb zehn.
4. halb neun.

Es ist ... (kwart over 11)

1. Viertel nach elf.
2. Viertel vor elf.
3. Viertel Stunde elf.
4. Viertel stunde zwölf.

Es ist ... (kwart voor 1)

1. Viertel nach eins.
2. Viertel Stunde.
3. ein Uhr.
4. Viertel vor eins.

Uhr & Stunde

Uhr:

- Gebruik je bij kloktijden. 

- Het Duitse woord voor horloge.

Stunde:

- Geeft de tijdsduur aan 

3 regels  

Als je wilt zeggen in welke maand er iets gebeurt, dan zet je het woord im voor de maand. 

Als je wilt zeggen op welke datum er iets gebeurt, dan zet je het woord am voor de datum.

In het Duits schrijf je de datum achter het getal, achter het getal schrijf je een punt. (6. Dezember)

Beispiele

Im Dezember feiern wir Weihnachten. 

Ich habe am 4. Januar Geburtstag. 

6 december

4 januari

Im of am?
Ich habe ... 4. Januar Geburtstag.

1. am
2. im

im of am?
... Dezember feiern wir Weihnachten.

1. am
2. im

... 3. Oktober habe ich Geburtstag.

Wat weet jij nu over de datum in het Duits?