Tekstdoelen - aanl - inleiding + slot

Welkom bij 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij 

Slide 1 - Diapositive

Namenverzamelaar
Wijs iemand aan en zegt binnen 3 sec. zijn/haar naam. 
Is je naam goed geraden? Ga achter de verzamelaar staan. 
Is je naam fout geraden? Dan ben jij de nieuwe namenverzamelaar. 

Slide 2 - Diapositive

Startklaar?
Alle benodigde spullen op tafel: pen, lesboek, aantekeningschrift. 
Telefoon + oortjes niet zichtbaar! 

timer
1:00

Slide 3 - Diapositive

Na deze les....
Heb je belangrijke begrippen over leesvaardigheid herhaald.
Herhaal je de belangrijkste tekstdoelen.
Weet je het verschil tussen een aanleiding en een tekstdoel. 
Weet je hoe je moet citeren. 

Slide 4 - Diapositive

Schrijf op ....
Belangrijke begrippen over een artikel uit je aantekeningen van de vorige les. 

Slide 5 - Diapositive

Tekstdoelen

Informeren
Amuseren
Activeren 
Overtuigen

Neem over in je aantekeningenschrift. 

Slide 6 - Diapositive

Aanleiding 
Neem over in je aantekeningenschrift. 
  • Reden van de schrijver om een tekst te schrijven.
  • Kan de schrijver gebruiken als introductie van een tekst.
  • Meestal in de inleiding van een tekst. 
  • Niet verwarren met het tekstdoel. Doel is wat je wilt bereiken bij de lezer. 



Slide 7 - Diapositive

Oefening 
Lees de vier korte teksten
Beantwoord de vragen in de tabel over elke tekst.
Tweetallen, fluisterend overleggen
10 minuten. 

Slide 8 - Diapositive

Kahoot leesvaardigheid

Slide 9 - Diapositive

Citeren
Overnemen in je aantekeningenschrift
  • Betekenis: letterlijk opschrijven wat iemand heeft gezegd of geschreven. 
  • Een citaat zet je altijd tussen aanhalingstekens: "....." 
  • De aanhalingstekens komen altijd achter de punt, het uitroepteken of het vraagteken. 
  • Bij het citeren van een hele zin uit een tekst neem je de hele zin over uit de tekst OF noteer je de eerste twee woorden en laatste twee woorden van de zin uit een tekst met punten ertussen.
  • Je zet achter het citaat de regelnummers uit de tekst.
Citeren van een hele zin: “Niemand die het ze geleerd heeft, omdat gedacht werd dat ze het wel weten.” (regels 27-29) 
OF 
“Niemand die ..... wel weten.” (regels 27-29) 

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag ....
H1 Lezen : opdracht 1
Zelfstandig
In stilte

Slide 11 - Diapositive