Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Voeding en vertering
BS 1 Voedingsstoffen en voedingsmiddelen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
- Je kunt de belangrijkste voedingsstoffen benoemen: eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines en water.
- Je kunt hiervan de belangrijkste functies voor het lichaam van deze benoemen.
Slide 2 - Diapositive
Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Voedingsvezel
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Bruikbare bestandsdelen uit voedingsmiddelen.
Alle producten die je eet of drinkt.
Slide 3 - Question de remorquage
Sleep de voedingsmiddelen naar de juiste plek.
Wat zijn plantaardige voedingsmiddelen?
Wat zijn dierlijke voedingsmiddelen?
mais
soja melk
vega burger
kipfilet
kaas
kipnuggets
zalm
Slide 4 - Question de remorquage
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Reservestoffen
Stoffen die je teveel binnen krijgt worden opgeslagen als reservestoffen
Bijvoorbeeld: Koolhydraten Vetten
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Wat is de functie van brandstoffen?
A
ze dienen als opslag
B
Ze zorgen ervoor dat je gezond blijft
C
ze leveren energie op
D
Ze zorgen voor de vorming van cellen/weefsels
Slide 9 - Quiz
Wat is de functie van bouwstoffen?
A
Voor beweging en het warm houden van het lichaam
B
Het gezond houden van het lichaam
C
Groei, ontwikkeling en herstel van het lichaam
Slide 10 - Quiz
Wat is een functie van beschermende stoffen?
A
zorgen voor bescherming en weestand tegen ziekten
B
zorgen voor opbouw botten, spieren en groei
C
zorgen voor processen als ademhaling en spijvertering
D
zorgen voor energie en warmte
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Voedingsstoffen
Combineer de functies van voedingsstoffen met de juiste omschrijving.
Brandstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
Niet direct nodig, worden opgeslagen in lichaam
Leveren energie, nodig voor verbranding
Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel bij schade, om nieuwe cellen en weefsels te maken
Slide 13 - Question de remorquage
Zes groepen voedingsstoffen
Er bestaan zes soorten voedingsstoffen.
Deze zijn allemaal te plaatsen in de verschillende groepen die we net behandeld hebben.
Slide 14 - Diapositive
Eiwitten
Eiwitten zijn bouwstoffen
Teveel aan eiwitten?
Eiwit als brandstof
Eiwit als reservestof (vet)
Cytoplasma
Spieren
Slide 15 - Diapositive
Koolhydraten
Koolhydraten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof. Suikers (glucose), zetmeel en glycogeen (opgeslagen glucose). Vezels zijn onverteerbare koolhydraten en zorgen voor een goede stoelgang.
Teveel aan koolhydraten?
Koolhydraten als reservestof (vet)
.
Slide 16 - Diapositive
Water
Water is een bouwstof vervoer van stoffen.
Het menselijk lichaam bestaat uit 60% water.
Te veel? Plassen maar!
Slide 17 - Diapositive
Mineralen
Mineralen zijn bouwstoffen en dienen ook als beschermende stof.
Mineralen worden ook wel zouten genoemd.
Calcium (kalk)
Natrium
Magnesium
IJzer
Slide 18 - Diapositive
Vitamines
Het zijn bouwstoffen
Ze werken als beschermende stoffen tegen ziektes
Er zijn dertien verschillende vitamines bekend: vitamine A, de vitamines van het B-complex en vitamine C, D en K zijn de bekendste
Te veel vitamines werken vergiftigend!
In Nederland bestaat niet echt een vitaminegebrek
In gezond eten zitten alle vitamines mooi verdeeld
Slide 19 - Diapositive
Vetten
Vetten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof en reservestof.
Verzadigde (V van Verkeerd)
en onverzadigde vetten (O van Oké)
Slide 20 - Diapositive
Voedingsvezels
- geen voedingsstof: dus niet nodig als brand, bouw of reservestof
- Stimuleert de darmen
- Voorkomt obstipatie ( verstopping)
- Zorgen voor een verzadigd gevoel
- in plantaardige voedingsmiddelen
- voedingsvezels worden zelf niet verteerd
Slide 21 - Diapositive
Bouwstof
Brandstof
reservestof
Beschermende stof
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitaminen
Welke functies hebben deze voedingsstoffen in je lichaam? Sleep de stipjes naar de goede plek.
Slide 22 - Question de remorquage
Aan de slag!
Lezen
(markeer of onderstreep)
Maken
(zie planning! : opdracht oranje of rood? Schrijf het juiste antwoord in je boek of schrift!)