Week 8_Les2_3G_ Pitch_Herfstquiz Nederlands

1 / 55
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 55 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
Terugblik 
Pitch uitleg (5 min)
In groepjes aan de slag (15 min)
Herfstquiz (30 min)
Evalueren
Tijd over? Iets voor jezelf.


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe was de les gegaan?
Toets lezen

Wat kan er na de herfstvakantie beter?
Concentratie tijdens LessonUp, blijf ingelogd :-)


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel

  • Je weet wat een pitch is en gaat vast aan de slag met het maken van een pitch.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Trucjes voor argumenten
Feiten geven uit onderzoeken. 
Deskundigheid van jezelf of iemand anders noemen.  
Inspelen op de gevoelens van iemand anders. 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld:

Standpunt

Openbaar vervoer moet gratis worden voor iedereen! 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Openbaar vervoer moet gratis worden, want...
1. Onderzoek van het RIVM toont aan dat mensen eerder met het OV gaan dan met de auto en dat is beter voor het milieu. 
2. Als elk uur 1000 auto´s minder op de A4 rijden, dan is het fileprobleem opgelost. 
3. Kinderen kunnen dan met het OV i.p.v. met de fiets naar school. Je wilt toch niet het risico lopen dat je kind op de fiets een ongeluk krijgt onderweg naar school? 


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk 1 argument vóór de
stelling: OV moet gratis worden.
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedenk 1 argument tegen de
stelling: OV moet gratis worden.
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Groepvoorbereiding presentatie (2 minuten)
Je bereidt een presentatie voor van 2 minuten, denk aan inleiding, kern en slot.
Iedereen uit het groepje moet de presentatie kunnen houden.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1 Het pasgeboren baby’tje droeg een klein zilveren kettinkje.
2 De coach vond het fascinerend hoe de spelers het conflict zelf oplosten.
3 De student filosofie moet een artikel over ethiek schrijven, maar hij heeft de neiging om het steeds uit te stellen.
4 Je moet tijdens de pauze niet gaan roddelen om een amicale indruk te maken.
5 Het medisch experiment mislukte en ruïneerde Maria’s sportcarrière.
6 Zagen jullie gisteren ook die Engelse documentaire over de vulkaanuitbarsting?

Wat ga je nu doen?

  1. Je leidt je onderwerp in: (stelling 'Er moet 5000 euro uitgegeven worden in de klas/school aan..., want.... (benoem jullie bedacht probleem).
  2. Je beschrijft de situatie zoals die nu is.
  3. Je kondigt 3 argumenten aan (waarom moet er 5000 euro uitgeven worden aan....)
  4. Je noemt de 3 argumenten en legt ze kort uit.
  5. Je somt alle 3 argumenten nog eens op.
  6. Je trekt je conclusie








timer
15:00

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nederlands
Quiz


Succes! 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 1. Waarvoor staat de afkorting ABN?

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord
Algemeen Beschaafd Nederlands

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 2. Misschien weet je dit nog van vroeger? (liedje)

Waar ging Berend Botje met zijn scheepje naartoe?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord
Zuidlaren

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 3: spelling

Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portomonnee
C
encyclopedie
D
dadellijk

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 4: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
hyponiem
D
antoniem

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 5: lezen
Uit welke boekenserie komt deze illustratie?
A
Hugo
B
Het leven van een loser
C
Niek de Groot
D
Dagboek van een muts

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 6: uitdrukking
Wat betekent:
Je ziet er bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat het lijkt of je onder het kopieerapparaat lag
D
dat je er goed uitziet

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 7: grammatica
In welke zin staan precies drie werkwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 8: gesprekken
Hoe noem je wat iemand ergens van vindt?
A
interview
B
doorvragen
C
feit
D
mening

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 9: grammatica
Over welke woordsoorten ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 10. Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 11: Zet de zin in de toekomstige tijd:
Zij fietst elke zondag naar Amsterdam.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 12: een uitdrukking
Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
vogels
C
water
D
wind

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 13: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
aggresief
B
agressief
C
agresief
D
aggressief

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 14: grammatica
Hoe noem je het woord in hoofdletters?
Vind jij HET vak Nederlands leuk?
A
onbepaald lidwoord
B
bepaald lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 15: woordenschat
Wat is GEEN ander woord voor "realistisch"?
A
nuchter
B
vreemd
C
werkelijk
D
reëel

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 16: lezen
Wat is geen tekstdoel?
A
overhalen
B
informeren
C
amuseren
D
reageren

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 17: grammatica
Wat is geen werkwoord?
A
blinken
B
haar
C
gebonden
D
krimpen

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 18: spelling
Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
Ik heb de wijzigingen ......
A
verwerkt
B
verwerkd
C
ontwikkelt
D
beschermt

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 19: woordenschat
Wat is GEEN ander woord voor "kosteloos"?
A
zonder kosten
B
pro deo
C
gratis
D
kostbaar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 20: grammatica
Wat is dit voor een soort woord?
EEN raceauto rijdt snel.
A
onbepaald lidwoord
B
bepaald lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen van deze antwoorden

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 21. Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
maastricht
C
consistent
D
onmiddelijk

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 22.
Wat betekent amicaal?
A
gezellig
B
vriendschappelijk
C
ondernemend
D
geen idee

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

20 seconden kijken
Vraag 23. Waar zag je de caravan?
A
cijfer 3 en 7
B
cijfer 3 en 10
C
cijfer 2 en 11
D
cijfer 5 en 10

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 24. Waar zag je de bananen?
A
cijfer 10 en 13
B
cijfer 11 en 15
C
cijfer 11 en 14
D
cijfer 4 en 18

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een dier verstopt in een zin.
1. De verdachte heeft niets aan een alibi zonder bewijs.
(bizon)
2. Het spant erom bij de laatste wedstrijd; wie wordt kampioen? (panter)
Nu jij..........................................

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 25. Welk dier vind je in de volgende zin?
De nieuwe woonplaats bleek Hoorn te zijn.

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord
De nieuwe woonplaats bleek Hoorn te zijn. 

eekhoorn

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 26. Welk dier vind je in de volgende zin?
Is in Europa uw hoofdkantoor gevestigd?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord
Is in Europa uw hoofdkantoor gevestigd? 

pauw

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 27. Welk dier vind je in de volgende zin?
In de speeltuin gaan de kinderen graag op de schommel.

Slide 49 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoord
In de speeltuin gaan de kinderen graag op de schommel.

hommel

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 51 - Diapositive

35 sec
Fijne herfstvakantie!

Slide 52 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 28. Het woord dat in de rebus stond was:
A
vliegenmeppers
B
vliegen meppen
C
vliegenmep
D
vliegtuigstoelen

Slide 53 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 54 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

We gaan oefenen....

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Oefenen met ...
  • Oefenen aan..

Slide 55 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions