10-14 mei Woordenschat

Woordenschat
Met deze oefening kan je oefenen met woordenschat!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
WoordenschatBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Met deze oefening kan je oefenen met woordenschat!

Slide 1 - Diapositive

Wat is het doel van de les?
Herhalen van de woordenschat en taalverkenning van het afgelopen schooljaar

Slide 2 - Diapositive

Waarom woordenschat?
Gelukkig ken jij al heel veel woorden. Toch is het goed om je woordenschat te blijven uitbreiden. Elke dag leer je, zonder dat je het doorhebt, nieuwe woorden. Dit is belangrijk om alles om je heen, in het nieuws, op straat, in de klas of thuis goed te kunnen begrijpen.

Slide 3 - Diapositive

Wat is een ander woord voor geestig?
A
volwaardig
B
opvallend
C
treffend
D
grappig

Slide 4 - Quiz

Wat is een ander woord voor laten horen of zien?
A
bespotten
B
beseffen
C
weergeven
D
beledigen

Slide 5 - Quiz

Wat is een animatie?
A
een stijl
B
een lettersoort
C
een gezichtsuitdrukking
D
een soort tekenfilm

Slide 6 - Quiz

Maak de zin af. Als je precieze details aanbrengt, noem je dat..
A
verbeelden
B
creëren
C
verfijnen
D
interpreteren

Slide 7 - Quiz

Welk woord hoort bij de volgende zin:
Hoe goed of slecht je bekend staat.
A
de reputatie
B
de animatie
C
de aanleiding
D
de ambtenaar

Slide 8 - Quiz

Maak de zin af.
Als je iemand bespot of belachelijk maakt, ....
A
drijf je de spot met hem
B
ben je in trek
C
breng je dingen met elkaar in verband
D
is dat wat je onderscheidt van andere

Slide 9 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
een grapje uithalen
B
op de hak nemen
C
in trek zijn
D
voor de gek houden

Slide 10 - Quiz

Wat is een ander woord voor goed bij elkaar passen?
A
de geschiedenis
B
hecht
C
harmonieus
D
gemiddeld

Slide 11 - Quiz

Maak de zin af. Als je zoiets meekrijgt van je ouders als talent,...
A
noem je dat historie
B
noem je dat erven
C
noem je dat opvolgen
D
noem je dat pleegzorg

Slide 12 - Quiz

Maak de zin af.
Iemand met hoogtevrees ...
A
kijkt niet graag naar vliegtuigen in de lucht
B
ontmoet liever geen andere mensen
C
houdt van bijvoorbeeld bungeejumpen en parachutespringen
D
heeft angst als hij hoog boven de grond is

Slide 13 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
leuke gebeurtenis
B
de historie
C
de anekdote
D
kort verhaal

Slide 14 - Quiz

Wat past het beste bij het woord senior?
A
een gezin
B
de oudste
C
de roepnaam
D
een persoon

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
de kennisgeving
B
de mededeling
C
de bekendmaking
D
de nakomeling

Slide 16 - Quiz

Wat is het tegengestelde van kunstmatig?
A
gemaakt door mensen
B
natuurlijk
C
onnatuurlijk
D
energiezuinig

Slide 17 - Quiz

Wat past het beste bij het woord seinen?
A
bundelen
B
aansluiten
C
dimmen
D
communiceren

Slide 18 - Quiz

Wat past het beste bij het woord flakkeren?
A
infrarood
B
fluorescerend
C
energiezuinig
D
onrustig

Slide 19 - Quiz

Maak de zin af. Iets fotograferen alsof het dichtbij is,..
A
heet een kiekje nemen
B
noem je scherpstellen
C
doe je met een telelens
D
doe je met een fotobewerkingsprogramma

Slide 20 - Quiz

Wat is een ander woord voor keuze?
A
de privacy
B
de redactie
C
de selectie
D
het statief

Slide 21 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van flatteus?
A
als niet iedereen het ergens over eens is
B
op dit moment belangrijk
C
met opzet veranderen
D
waardoor je lelijker lijkt

Slide 22 - Quiz

Wat is immigreren?
A
dat je al heel lang in je vaderland woont
B
dat je kort naar een ander land gaat
C
dat je door veel landen reist
D
dat je in een land komt wonen

Slide 23 - Quiz

Maak de zin af. Een nuchter volk is vooral....
A
praktisch en zakelijk
B
chauvinistisch
C
tolerant en direct
D
verdraagzaam

Slide 24 - Quiz

Wat is het tegengestelde van tolerant?
A
ongeacht
B
democratisch
C
onverdraagzaam
D
typisch

Slide 25 - Quiz

Wat past het beste bij het woord voormalig?
A
vroeger
B
opmerkelijk
C
karakteristiek
D
direct

Slide 26 - Quiz

Wat is triomferen?
A
waarderen
B
zegevieren
C
doorgaan met iets
D
vereren

Slide 27 - Quiz

Wat is een ander woord voor rebels?
A
uitmuntend
B
spraakmakend
C
verbluffend
D
opstandig

Slide 28 - Quiz

Maak de zin af. Wie iets nastreeft,...
A
probeert iets te bereiken
B
kan nergens in volharden
C
bewijst een ander eer
D
plaatst iemand op een voetstuk

Slide 29 - Quiz

Wat past het beste bij het woord initiatief?
A
nadoen
B
je eigen voordeel
C
zegevieren
D
de eerste aanzet

Slide 30 - Quiz

Wat is een ander woord voor een metamorfose?
A
schutkleur
B
koudbloedig
C
speling van de natuur
D
gedaanteverwisseling

Slide 31 - Quiz

Wat is naïef?
A
overal iets achterzoeken
B
te goed van vertrouwen zijn
C
heel vastberaden zijn
D
erg venijnig zijn

Slide 32 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
onopvallend
B
excentriek
C
normaal
D
gewoon

Slide 33 - Quiz

Wat is een ander woord voor je zorgen maken?
A
resultaat opleveren
B
tobben
C
de wind mee hebben
D
accepteren

Slide 34 - Quiz

Waar gaat het bij opgetogen zijn vooral om?
A
dat er blijdschap is
B
dat er een grote tegenslag is
C
dat het geschikt is
D
dat er welvaart is

Slide 35 - Quiz

Wat noem je geen glunderen?
A
glimlachen
B
stralen van plezier
C
glimmen van tevredenheid
D
de wind mee hebben

Slide 36 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
oprecht
B
gelukzalig
C
gemeend
D
echt

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive