Herhaling regelmatige werkwoorden

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a apender hoy?
Aan het einde van deze les kun je ...
- De persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans noemen.
- De stam vinden van regelmatige werkwoorden.
- De regelmatige werkwoorden correct in de tegenwoordige tijd vervoegen.
- Het onregelmatige werkwoord 'tener' correct in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 2 - Diapositive

Yo
Él/ ella/ usted
Nosotros
Vosotros
Ellos
Ik
Jij
Hij/ zij/ u
Wij
Jullie
Zij

Slide 3 - Question de remorquage

Expertgroepjes

Slide 4 - Diapositive

Opdracht:
1. Kies een werkwoord.
2. Bedenk hoe je de stam kunt vinden.
3. Bedenk hoe je dit werkwoord moet vervoegen.
4. Kies iemand uit je groep die de uitleg geeft aan de rest van de klas.
5. Gebruik het bord en geef de uitleg aan de hand van jullie werkwoord.
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

¿Qué frase es correcta?

Beber = drinken
A
Vosotros bebemos agua.
B
Vosotros bebéis agua.
C
Vosotros bebemos agua.
D
Vosotros bebeis agua.

Slide 7 - Quiz

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
El presente (tegenwoordige tijd)
compro
compras
compra
compramos
compráis
compran

Slide 8 - Question de remorquage

Welke vertaling is correct?

Mijn man zingt in de auto.
Zingen = cantar
A
Mi marido cantamos en el coche
B
Mi marido canta en el coche
C
Mi marido canto en el coche
D
Mi marido cantáis en el coche

Slide 9 - Quiz

Presente
-ar
-er
-ir
Yo
-o
-o
-o
-as
-es
-es
Él/ella/usted
-a
-e
-e
Nosotros
-amos
-emos
-imos
Vosostros
-áis
-éis
-ís
Ellos/ellas/ustedes
-an
-en
-en

Slide 10 - Diapositive

El presente (tegenwoordige tijd)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
aprendo
como
nada
viven
nadas
hablamos
cocináis
come
aprenden
vendemos
vivís
hablas

Slide 11 - Question de remorquage

Tener
tener = hebben


yo
tengo
tienes
él, ella, usted
tiene
nosotros
tenemos
vosotros
tenéis
ellos, ellas, ustedes
tienen

Slide 12 - Diapositive

Tienen
Tenéis
Tenemos
Tiene
Tienes
Yo
Él, ella, usted
Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo

Slide 13 - Question de remorquage

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
Mi madre __________(comprar) una falda.

Slide 14 - Question ouverte

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
Ellos _____ (beber) café.

Slide 15 - Question ouverte

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
Tú ___________ (tomar) un refresco y una tapa en la terraza.

Slide 16 - Question ouverte

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
Juan y tú (tener) _______ muchos amigos.

Slide 17 - Question ouverte

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
¿Vosotros ___________ (vivir) en Hilversum?

Slide 18 - Question ouverte

Maak de zin af met de tegenwoordige tijd:
Yo (tener) _______ 14 años.

Slide 19 - Question ouverte

Werkblad

Slide 20 - Diapositive

Beoordeel jezelf.
Ik kan na deze les:
- De persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Beoordeel jezelf.
Ik kan na deze les:
- De stam vinden van regelmatige werkwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage

Beoordeel jezelf.
Ik kan na deze les:
- De regelmatige werkwoorden correct in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Beoordeel jezelf.
Ik kan na deze les:
- Het onregelmatige werkwoord 'tener' correct in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

¡Buen trabajo!

Slide 25 - Diapositive