TH 2 - Landschap herhaling

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Voordat we starten?
- Heb je de toets in je agenda staan?
- Voor straks

Slide 2 - Diapositive

jong gebergte
oud gebergte

Slide 3 - Diapositive

Jonge en oude gebergten
-Jonge gebergten: veel relief, puntig 

-Oude gebergten: afgevlakt, minder relief

Slide 4 - Diapositive

Welke uitspraak is juist?
A
Bij jonge gebergtes heeft veel verwering plaatsgevonden.
B
Bij oude gebergtes heeft veel verwering plaatsgevonden.
C
Het gebergte is verweerd, dus de pieken zijn steil.
D
Het gebergte is verweerd, de dalen worden steeds dieper.

Slide 5 - Quiz

Het plaatje laat allemaal stenen in de rivier zien. Die stenen zijn van de berg afgebroken. Welk woord past daarbij?
A
Erosie
B
Lawine
C
Verwering
D
Puinhelling

Slide 6 - Quiz

De Pyreneeën kom je tegen ...
A
Op de grens van Zwitserland en Italië
B
Op de grens van Zwitserland en Frankrijk
C
Op de grens van Frankrijk en Spanje
D
Op de grens van Oostenrijk en Italië

Slide 7 - Quiz

Wat is erosie?
A
Het neerleggen van klei/zand/grind
B
Het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer
C
Het omhoog drukken van de oceaanbodem
D
Het afschuren van gesteente door wind, water of ijs

Slide 8 - Quiz

Verwering is...
A
Transport door wind, ijs of water
B
Het uiteen vallen van gesteente
C
Het uitslijten van gesteente
D
Het neerleggen van gesteente

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Sedimentatie-erosie-verwering
B
Erosie-verwering-sedimentatie
C
Verwering-erosie-sedimentatie
D
Erosie-sedimentatie-verwering

Slide 10 - Quiz

Plantenwortels zorgen voor
A
Erosie
B
Verwering

Slide 11 - Quiz

Welke vorm van verwering zie je?
A
Mechanische verwering
B
Chemische verwering

Slide 12 - Quiz

Welke zinnen horen bij mechanische verwering en welke zinnen horen bij chemische verwering?

Mechanische verwering
Chemische verwering
Gesteente verandert van samenstelling.​
Deze soort verwering gaat snel bij grote temperatuursverschillen.​ 
Gesteente valt uiteen in kleinere stukken.​ 
Veel vocht en een hoge temperatuur versnellen ​dit type verwering.​ 

Slide 13 - Question de remorquage

Dit dal is duidelijk gemaakt door
A
de zee
B
een gletsjer
C
een berg beek
D
een grote rivier

Slide 14 - Quiz

Op welke foto zie je een stuwwal?
A
B
C

Slide 15 - Quiz

Het stuwwallenlandschap behoort bij
A
hoog Nederland
B
laag Nederland

Slide 16 - Quiz

Stuwwallen worden soms onderbroken door dalen, dit zijn ...
A
U-dalen
B
V-dalen
C
Smeltwaterdalen

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje?

Hoog Nederland – zwerfstenen – zand – onvruchtbaar – klei – stuwwallen

A
Klei
B
Zand
C
stuwwallen
D
onvruchtbaar

Slide 18 - Quiz

Het neerleggen van materiaal als de transportsneheid van water, wind of ijs afneemt heet:
A
Sedimentatie
B
Reliëf
C
Verwering
D
Zwerfstenen

Slide 19 - Quiz

De benedenloop van de Rijn ligt in dit land:
A
Duitsland
B
Nederland
C
Italië
D
Zwitserland

Slide 20 - Quiz

In de benedenloop stromen rivieren …
A
snel, omdat er veel reliëf is.
B
snel, omdat het gebied uit gesteente bestaat.
C
langzaam, omdat er weinig reliëf is.
D
langzaam, omdat het gebied uit zand en klei bestaat.

Slide 21 - Quiz

Welke foto is in de benedenloop gemaakt?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

Wat is een polder?
A
Een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt
B
Een polder is een lager gelegen gebied in hoog Nederland
C
Een polder is een stuk 'wad' in zee die soms droog komt te liggen bij eb
D
Een polder is een hoger gelegen land dan de omgeving

Slide 23 - Quiz

Wat is veen?
A
Een grondsoort dat is ontstaan uit resten van dode planten.
B
Fijn sediment dat door de zee is afgezet.
C
Fijn zand dat door de wind is afgezet.
D
Landschap waar de mens invloed op had.

Slide 24 - Quiz

Gebruik figuur 1 van een zeekleipolder.
Gemalen zijn nodig in de zeekleigebieden om
water weg te pompen. Wat voor water pompen
de gemalen vooral weg?

A
Regenwater
B
Rivierwater
C
Zeewater

Slide 25 - Quiz

De zeespiegelstijging nam af. Zeeklei is afgezet door...
A
stormen
B
getijdenwerking
C
rivieren
D
mensen

Slide 26 - Quiz

Vul de goede woorden in:
Zeeklei ontstond in 1. ... achter de duinen en veen in 2. ...
A
1. = kleigebieden 2. = rivierbeddingen
B
1. = rivierbeddingen 2. = kleigebieden
C
1. = de Waddenzee 2. = moerassen
D
1. = moerassen 2. = de Waddenzee

Slide 27 - Quiz

Hoe komt het dat de binnendijkse gebieden tegenwoordig lager liggen dan de buitendijkse gebieden?
A
door erosie in het binnendijkse gebied
B
door erosie in het buitendijkse gebied
C
door sedimentatie in het binnendijkse gebied
D
door sedimentatie in het buitendijkse gebied

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Diapositive

Het binnendijks gebied
A
is beschermd door dijken en overstroomd niet
B
is niet beschermd door dijken en kan overstromen

Slide 30 - Quiz

Wat is géén kenmerk van zand?
A
Ligt in hoog-Nederland
B
Is niet zo vruchtbaar
C
Vind je veel op de stuwwallen
D
Kwam na de ijstijd naar Nederland

Slide 31 - Quiz

Ik ga een voldoende halen voor de repetitie van dit hoofdstuk over landschappen
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Deze manier van lesgeven met behulp van LessonUp past bij mij
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage

Aan de slag
- Box opdracht 1.6 A + B 
- Topografie Utrecht (werkblad)
- SO TOPO UTRECHT: 21 maart (zie magister)

Slide 34 - Diapositive