Herhaling voortplanting en seksualiteit

Thema 4 voortplanting en seksualiteit 


Wat weet jij al van voortplanting en seksualiteit?
Voorbereiden toets


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 voortplanting en seksualiteit 


Wat weet jij al van voortplanting en seksualiteit?
Voorbereiden toets


Slide 1 - Diapositive

Je verandert in de pubertijd.
Hoe komt dat?
A
Door de hypofyse
B
Door de hormonen
C
Door de groeiende zaadcellen en eicellen
D
Door de vrienden die je maakt. bv in de klas.

Slide 2 - Quiz

Eicellen zijn groter dan zaadcellen, omdat
A
Ze moeten kunnen zwemmen
B
Ze reservevoedsel bevatten
C
Er een baby in moet kunnen groeien.
D
Een eicel rond is en een zaadcel niet.

Slide 3 - Quiz


Bij de ontwikkeling van een eicel bevindt de eicel zich in een follikel.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Welke nummers maken samen sperma?

Slide 5 - Carte mentale

Zaadcellen worden bewaard in nummer?
A
3
B
9
C
8
D
5

Slide 6 - Quiz

Een menstruatie cyclus duurt ...1.....dagen
en op ..2... dag is de ovulatie.
A
1 = 28 2= 14e
B
1 = 21 2 = 10
C
1 = 28 2 = 12
D
1 = 24 2 = 14e

Slide 7 - Quiz

Ander woord voor middelen die zwangerschap tegengaan.
A
softcup
B
voorbehoedmiddelen
C
condoom
D
pil

Slide 8 - Quiz

Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor.
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet.

Slide 10 - Quiz

Periodieke onthouding beschermt tegen zwangerschap:

A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Hormoonstaafje
B
Prikpil
C
Spiraaltje
D
Sterilisatie

Slide 12 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Vrouwen condoom
B
Nuvaring
C
Mannen condoom
D
Hormoon staafje

Slide 13 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Mannen Condoom
B
Vrouwen condoom
C
Nuvaring
D
Spiraaltje

Slide 14 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel is hier
afgebeeld?
A
pil
B
koperspiraal
C
condoom
D
hormoonspiraal

Slide 15 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Spiraaltje
B
Hormoonstaafje
C
Prikpil
D
Sterilisatie

Slide 16 - Quiz

Welke voorbehoedsmiddelen zijn onbetrouwbaar?
A
condoom
B
periodieke onthouding
C
pil
D
coitus interruptus

Slide 17 - Quiz

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en de NuvaRing. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en de NuvaRing
D
Bij alle drie.

Slide 18 - Quiz


De morning-afterpil is een geschikt voorbehoedsmiddel
A
ja
B
nee
C
ja, maar neem die pillen wel elke dag in
D
ja, maar neem de pil wel binnen 48 uur in

Slide 19 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel kan het langst worden gebruikt?
A
Condoom
B
Nuva-ring
C
Spiraaltje
D
Zaaddodende pasta

Slide 20 - Quiz

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap.
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet

Slide 21 - Quiz

Wat moet je doen als je denkt dat je een soa hebt?

Slide 22 - Question ouverte