H4 16 februari

Die Planung
1. Rückblick letzte Stunde
2. Zusammen: Wechselpräpositionen
3. An die Arbeit! (a. Wechselpräpositionen b. Lesen)
4. 14:50 wieder online
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Die Planung
1. Rückblick letzte Stunde
2. Zusammen: Wechselpräpositionen
3. An die Arbeit! (a. Wechselpräpositionen b. Lesen)
4. 14:50 wieder online

Slide 1 - Diapositive

Letzte Stunde:
1. Tagesschau
2. Naamvallen

Slide 2 - Diapositive

Naamvallen: Je wil weten welke 'uitgang' je in een zin moet invullen. Welk 'stappenplan' ga je af? Oftewel: hoe kom je er achter wat je moet invullen?

Slide 3 - Question ouverte

Wechselpräpositionen

Slide 4 - Diapositive

Wanneer welke naamval?
3e naamval:
- Wo? = plaats (ergens zijn) = rust
- Wann? = tijd

4e naamval:
- Wohin? = plaats (ergens naartoe) = beweging

Slide 5 - Diapositive

Ik leg mijn boek op tafel: beweging (wohin) --> 4e naamval
Mijn boek ligt op tafel: stilstand (wo) --> 3e naamval
Het gebeurde op maandag (wann) --> 3e naamval

Slide 6 - Diapositive

Ezelsbruggetjes:
Een auto met VIER wielen kan rijden (beweging, dus VIERde naamval)
Een auto met DRIE wielen staat stil (stilstand dus DERDE naamval)

of:

Maak je er een VVVVVideo van? (een video beweegt, anders was het een foto) dan is het de VVVVierde naamval

Slide 7 - Diapositive

Soms kun je niet wo/wann of wohin vragen

Dan gebruik je de 7/2-regel.

Bijvoorbeeld: Hij wacht op zijn vrouw
Dan: auf & über: 4e naamval
Rest: 3e naamval

Slide 8 - Diapositive

Sie sitzt auf ein... Stuhl (m).
A
einen
B
ein
C
einem
D
einer

Slide 9 - Quiz

Er setzt sich auf ein... Stuhl.
A
einen
B
ein
C
einem
D
einer

Slide 10 - Quiz

An dies... Tag (o) kam er.
A
diesen
B
diese
C
diesem
D
dieser

Slide 11 - Quiz

Als je niet kunt vragen:
wo/wann -3e naamval
of wohin - 4e naamval gebruik je de 7/2-regel. Welke voorzetsels gaan dan met de 4e naamval?
A
in, an
B
auf, über
C
in, auf
D
an, auf

Slide 12 - Quiz

Let op:
Gestern hat er das Buch auf d__ Tisch (m) gelegt.

Je denkt misschien: ah, 'gestern', dus dat is een tijdsbepaling.
NEE: 'gisteren' maakt geen deel uit van het zinsdeel met het keuzevoorzetsel

Dus: wohin? auf den Tisch (4e naamval)

Slide 13 - Diapositive

Ander voorbeeld:
Morgen schwimme ich in d__ Schwimmbad (o) .

Wo schwimme ich? -- in 3e naamval Schwimmbad
In dem Schwimmbad

(Als je dus zegt: ik zwem naar de andere kant van het zwembad, was het wél 4e naamval geweest).


Slide 14 - Diapositive