Toets Tips onderbouw

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Tips voor de toets - open vragen
Lees de vraag goed!

Zorg dat je antwoord geeft op de vraag.
Niet meer maar ook zeker niet minder.

Gebruik zo min mogelijk verwijswoorden, ben zo specifiek mogelijk.

Slide 2 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Geef twee voorbeelden van boerderijdieren (2p)

Slide 3 - Diapositive

Geef twee voorbeelden van boerderijdieren (2p)
0 punten
1 punt
2 punten
Aap
Paard
Paard en koe
Paard, koe en schaap
Paard, aap en koe

Slide 4 - Question de remorquage

Tips voor de toets - open vragen
Als een aantal voorbeelden gevraagd wordt:

Geef nooit meer dan het aantal gevraagde antwoorden

Slide 5 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Een dierenarts behandelt op één dag een koe, een aap, een schaap en een paard.
Welke van deze dieren is (of welke zijn) geen boederijdier(en)? Leg je antwoord uit.(2p)

Slide 6 - Diapositive

Welke van deze dieren is (of welke zijn) geen boederijdier(en)? Leg je antwoord uit. (2p)
0 punten
1 punt
2 punten
Het paard
De aap, want apen worden niet op een boerderij gehouden.
De aap
De aap want dat staat in het boek.
Het paard, het schaap en de koe want die wonen op een boerderij

Slide 7 - Question de remorquage

Tips voor de toets - open vragen
Bij een leg uit vraag:

Leg uit waarom jouw antwoord juist is

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeldvraag
In 1 sinaasappels zit gemiddeld 50 mg Vitamine C.
Per dag heeft een volwassene 80 mg Vitamine C nodig.
Hoeveel hele sinaasappels moet een volwassene eten om voldoende Vitamine C binnen te krijgen? (2p)

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel hele sinaasappels moet ik eten? (2p)
0 punten
1 punt
2 punten
1,6
1 want je eet ook andere dingen
2 sinaasappels
1,6 sinaasappels
2
1

Slide 10 - Question de remorquage

Tips voor de toets - open vragen
Bij een rekenvraag:

Rond af als er om gevraagd wordt

Zet er altijd een eenheid bij

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Hoe kun je het verschil zien tussen een appel en een banaan? (2p)

Slide 12 - Diapositive

Hoe kun je het verschil zien tussen een appel en een banaan? (2p)
0 punten
1 punt
2 punten
Aan de kleur
Een appel is rond en een banaan is geel
Een appel is groen en een banaan is geel
Een banaan is krom
Een appel is groen
Aan de vorm
Een banaan is krom en een appel niet
De ene is krom en de andere niet

Slide 13 - Question de remorquage

Tips voor de toets - open vragen
Als een verschil gevraagd wordt:

Geef het verschil voor één eigenschap voor beide dingen aan
Gebruik zo min mogelijk verwijswoorden

Let op: soms wordt niet letterlijk een verschil gevraagd. 
Hoe komt het dat een appel groen is en een banaan niet?

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeldvraag
Hoe komt het dat een appel goed kan rollen? (2p)

Slide 15 - Diapositive

Hoe komt het dat een appel goed kan rollen? (2p)
0 punten
1 punt
2 punten
Hij is rond
Een appel is rond
Ronde dingen kunnen goed rollen
Ronde voorwerpen kunnen goed rollen. Een appel is rond. Een appel kan dus goed rollen.

Slide 16 - Question de remorquage

Tips voor de toets - open vragen
Als om een redenatie wordt gevraagd:

Maak de hele redenatie rond, van de vraag tot het antwoord
Gebruik zo min mogelijk verwijswoorden

Slide 17 - Diapositive

Er zitten normaal 30 kinderen in de klas. 86% is aanwezig. Hoeveel kinderen zijn aanwezig?
Rond af op hele kinderen (natuurlijk).

Slide 18 - Question ouverte

Lisa kan kiezen tussen een appel of een koek als tussendoortje. Ze wil graag gezond eten. Welk tussendoortje kan ze het beste kiezen? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Question ouverte