4.4 Aantonen van ionen

• Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

4.4 Aantonen van ionen

Kleine uitleg + practicum.

Doelen 

• Ik kan met BINAS 45A uitzoeken of er een neerslagreactie zal ontstaan.
  
• Ik kan met BINAS 65A en B aantonen met de kleur welk ion aanwezig is.
  
• Ik kan een plan opstellen met beide BINAS-tabellen om ionen aan te tonen/uit te zoeken welke ionen aanwezig zijn.
  

Vandaag

- Vragen t/m 4.3?

- Klei als ionenwisselaar -> opdracht 30

-Uitleg ionen aantonen

- KLeuren 

- Mk 31 t/m 34, 36 en 38 en 39. 

Vragen t/m 4.3?

Een oplossing van kaliumjodide en loodnitraat worden samengevoegd

Wanneer je twee zoutoplossingen mengt, ontstaat een suspensie (vaste stof in vloeistof)

2 goed oplosbare zouten → 1 of 2 slecht oplosbare zouten

Check Binas 45A: er ontstaat hier een neerslag van AgCl(s).

• Ontbreken van een etiket (onbekend welk zout in de pot)
• Aantonen van vervuiling

Waarom zou je ionen willen aantonen? 

Ionen aantonen plan

Situatie

Je hebt twee potjes met wit zout: bariumnitraat en magnesiumnitraat. Je weet alleen niet meer welk zout in welk potje zit...

Plan van aanpak

Voeg een zoutoplossing toe dat neerslag geeft met één van de twee zouten. Bij samenvoeging weet je aan de hand van je waarneming welk van de zouten in het potje zit.

Een pot magnesiumchloride is mogelijk vervuild met bariumchloride. Welk zout kun je gebruiken om te achterhalen of de pot vervuild is met bariumchloride.

1. natriumfosfaat
2. ammoniumsulfaat
3. lood(II)sulfaat
4. kaliumhydroxide

Kleuren

Soms is een zout of zoutoplossing te herkennen aan de kleur.

Zie BINAS TB 65A en 65B. 

Belangrijk!

• Let op dat je altijd alleen met zoutoplossingen werkt. Alleen dan kan er neerslag ontstaan. 

• Denk eraan dat een zout altijd bestaat uit een positief en een negatief ion. Het is dus niet mogelijk om te zeggen 'voeg chloride toe', maar dit moet 'voeg natriumchloride-oplossing toe' zijn.

Aan de slag!

H: 42

B: 38 t/m 41, 43, 45 en 46

V: 44 en 47

Zouten die hiervoor worden gebruikt 

Bariumchloride

Calciumchloride

Koperchloride

Natriumcarbonaat

Natriumfluoride

Natriumfosfaat

Natriumsulfaat

00:51

Welke stof zou mevrouw Veldstra kunnen toevoegen om aan te tonen of de oplossing bestaat uit -chloride of -carbonaationen? Bedenk een plannetje en geef hierbij ook de neerslagvergelijking.

03:01

Spannend! Hoe zouden we dit kunnen oplossen?
Hoe is aan te tonen welke van de twee ionen (ammonium of calcium) aanwezig is in deze oplossing?

04:03

Fosfaat of sulfaat-ionen aanwezig. Dit zou je kunnen aantonen met een oplossing van...

1. Koper(II)nitraat
2. Natriumnitraat
3. Zinknitraat
4. Ammoniumnitraat

05:43

Waarom zouden we last hebben van die calciumionen als deze in de oplossing zouden blijven? Kijk goed in tabel 45a bij K+(aq), Zn2+(aq) en Ca2+ (aq). 

06:03

De zinkionen zouden kunnen worden aangetoond met: 

Magnesiumsulfaat

Magnesiumsulfide

Kaliumcarbonaat

Natriumfosfaat

Calciumhydroxide

07:56

Stel een plan op (met binas tb 45a, 65a en 65b) hoe je natriumnitraat, calciumnitraat, kaliumnitraat en koper(II)nitraat uit elkaar kan halen. Je hebt wel alle tabellen nodig, dit is pittig!