herhaling werkwoordspelling

Dictee
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Dictee

Slide 1 - Diapositive

Dictee
De vliegtuigen (landen) vorige week op het vliegveld.

Slide 2 - Diapositive

Dictee
De vliegtuigen landden vorige week op het vliegveld.

Slide 3 - Diapositive

Dictee
Ik(branden) mijn vingers aan de pan

Slide 4 - Diapositive

Dictee
Ik brandde mijn vingers aan de pan

Slide 5 - Diapositive

Dictee
Hij (verwennen) zijn hond teveel

Slide 6 - Diapositive

Dictee
Hij verwende zijn hond teveel

Slide 7 - Diapositive

Dictee
De vogels (verwachten) gisteren gevaar.

Slide 8 - Diapositive

Dictee
De vogels verwachtten gisteren gevaar.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Sterk en zwak
gaan - ging
lopen - liep
zwemmen - zwom
werken - werkte

Slide 11 - Diapositive

Sterk en zwak
gaan - ging  sterk 
lopen - liep sterk
zwemmen - zwom sterk
werken - werkte zwak 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Stam + de(n) of + te(n)
Ik brandde mijn vingers aan de pan
Ik hakte de groente
Je hoort het: brandte kan niet, hakde ook niet
of gebruik
't kofschip (laatste letter voor -en)
wel? + te(n) bv. wachten, wacht, wachtte
niet? + de(n)




Maar: Brand je vader van nieuwsgierigheid?
Brand jij vader van nieuwsgierigheid?

Slide 14 - Diapositive

 (lachen) je broers je gisteren uit?

Slide 15 - Diapositive

 Lachten je broers je gisteren uit?

Slide 16 - Diapositive

 (landen) je oom gisteren op Schiphol?

Slide 17 - Diapositive

 Landde je oom gisteren op Schiphol?

Slide 18 - Diapositive

Werkwoordspelling 
tegenwoordige en verleden tijd

Slide 19 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 20 - Diapositive

Voorbeelden:

Slide 21 - Diapositive

Vul de goede werkwoordsvorm in de tt in:
Je (geloven) toch niet dat iedereen?

Slide 22 - Question ouverte

Vul de goede werkwoordsvorm in.
Ik (vinden) het leuk om naar de film te gaan.

Slide 23 - Question ouverte

Vul de goede werkwoordsvorm in:
Mijn vinger (bloeden) omdat ik mij gesneden heb.

Slide 24 - Question ouverte

(fietsen) jij vandaag naar huis?

Slide 25 - Question ouverte

Vul de goede werkwoordsvorm in:
(houden) je broer van detectives?

Slide 26 - Question ouverte

Persoonsvorm verleden tijd:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord voor -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan  of te / ten            fietsen             fietste/fietsten

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord voor -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan  de / den           bellen           belde/belden

Slide 27 - Diapositive

Vul de juiste werkwoordsvorm in (vt)
De politie (verrichten) wekenlang onderzoek naar de inbraken.

Slide 28 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvorm in (vt)
Toen ik mijn toets Spaans (maken), wist ik alles.

Slide 29 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvorm in (vt)
We (durven) niet te kijken toen de politie op de deur bonkte.

Slide 30 - Question ouverte

Vul de juiste werkwoordsvorm in (vt)
Ik (tobben) over mijn cijfer, terwijl ik de toets goed gemaakt had.

Slide 31 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de verleden tijd?
Hij (gebruiken) zijn pen.

Slide 32 - Question ouverte

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (bedoelen) het goed.

Slide 33 - Question ouverte

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (koken) pasta.

Slide 34 - Question ouverte

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Wij (zetten) de pot op tafel.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Zij (betalen) vorige week de rekening.
A
betalen
B
betaaldden
C
betaalden
D
betaaldten

Slide 36 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (scheppen) vorige week op.
A
schepde
B
scheppte
C
schepten
D
schepte

Slide 37 - Quiz

GELEERD?

- je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling

Verder oefenen? 
Ga naar www.cambiumned.nl 
en naar werkwoordspelling 
spelling: werkwoordspelling

Slide 38 - Diapositive