Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
QUIZ TIME
Slide 1 - Diapositive
Wanneer is een process een chemische reactie?
A
Als de totale massa van de reactie producten groter is dan de totale massa van de beginstoffen
B
Als de beginstoffen gelijk zijn aan de reactieproducten
C
Als de stofeigenschappen gelijk blijven
D
Als de beginstoffen anders zijn dan de reactieproducten
Slide 2 - Quiz
Wat is het energie-effect van een chemische reactie?
A
Bij een exotherme reactie komt altijd energie vrij
B
Een exotherme reactie heeft altijd energie van buitenaf nodig.
C
Bij een endotherme reactie komt altijd energie vrij
D
Een exotherme reactie heeft altijd een lage reactie temperatuur.
Slide 3 - Quiz
Noem een voorbeeld van hoe kun je een reactie sneller kan laten verlopen. Gebruik de volgende woorden: Verdelingsgraad, concentratie, beginstof, temperatuur, katalysator.
Slide 4 - Question ouverte
Welke process is exotherm?
A
Smelten van kaarsvet
B
Verbranden van aardgas
C
Koken van een ei
D
Koken van water
Slide 5 - Quiz
Als je de calciumcarbonaat tot 1200°C verhit, treedt een chemische reactie op. De reactieproducten zijn calciumoxide en koolstofdioxide. Je moet bij deze reactie snelheid. steeds blijven verhitten. Welke stelling is waar.
A
Bij dit proces worden verbinding tot elementen gesplitst.
B
Dit is een endotherme reactie
C
Deze reactie is een verbranding
D
De reactieproducten zijn vaste stoffen
Slide 6 - Quiz
Welke reactie zal het snelste verlopen.
A
Water op 25°C met een heel bruistablet
B
Water op 25°C met een verpulverd bruistablet
C
Water op 60°C met een verpulverd bruistablet
D
Water op 60°C met een heel bruistablet
Slide 7 - Quiz
Ammoniak wordt gevormd uit waterstof en stikstof, volgens deze reactie. H2 (g) + N2(g) -> NH3 (g). Maak de reactie kloppend. Bijvoorbeeld "1-1-2".
Slide 8 - Question ouverte
Bij welke ontleding wordt warmte gebruikt?
A
Fotolyse
B
Elektrolyse
C
Thermolyse
D
Geen van allen
Slide 9 - Quiz
Noem de drie voorwaarden voor het optreden van een verbrandingsreactie.
Slide 10 - Question ouverte
Welke stof wordt gevormd bij een onvolledige verbranding van een koolwaterstof?
A
CO2
B
CO
C
H20
D
O2
Slide 11 - Quiz
Bij de verbranding van ethaan komt koolstofdioxide en water vrij. De reactievergelijking is alsvolgt: C2H6 + O2 -> CO2 + H2O Geef de fasetoestanden aan van de vier stoffen. Bijvoorbeeld "S-S-L-G"
Slide 12 - Question ouverte
Maak de reactie kloppend. C2H6 (g) + O2 (g) -> CO2(g) + H2O (l)