Révision grammaire chap 2 vwo

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Révision Grammaire Chap 2 

   

1 Comment poser des questions

2 La négation

3 Avoir mal à

Poser des questions 1

    1   Met het antwoord 'ja' of 'nee': (zonder vraagwoord)

Dat kan op 3 manieren: 

Elle a mal à la tête? (een 'gewone' zin + vraagteken)

Est-ce qu'elle a mal à la tête? (est-ce que er vóór zetten)

A-t-elle mal à la tête? (inversie)

Poser des questions 2

2 Met een vraagwoord en een 'open' antwoord:

Comment = hoe

pourquoi = waarom

quand = wanneer

qui  = wiw

où = waar

combien de = hoeveel

que / qu'est-ce que = wat

Poser des questions 3

Examples: 

Tu dors combien d'heures par nuit? 

Combien d'heures par nuit dors-tu?

Combien d'heures par nuit est-ce que tu dors?

Tu as rencontré qui?

Qui as-tu rencontré?

Qui est-ce que tu as rencontré? 

Poser des questions 4

Zie ook Livre d'exercices:

13 b, c, d, e

14 a, b, c, d

MAAK ZE IN JE SCHRIFT EN SCHRIJF ONBEKENDE WOORDEN

OP ZODAT JE ZE KUNT LEREN

Wanneer ga je naar Frankrijk?
(in het Frans en op 3 manieres)

Waar heb je het verband gevonden?
( in het Frans en op drie manieren)

Waarom ga je naar de dokter?
( in het Frans en op drie manieren)

La négation 1

Règle générale:

ne...pas (of een andere ontkenning) staat altijd 

om het eerste verbogen werkwoord heen

La négation 2

Examples:

Je ne mange pas de fruits

Nous n'avons pas encore visité Paris

Ils n'ont jamais pu rester au lit très longtemps

La négation 3

De bekendste ontkenningen:

ne ... plus = niet meer

ne ... pas non plus = ook niet

ne ... rien = niets

ne ... personne = niemand

ne ... jamais = nooit

ne ... pas encore = nog niet

La négation 4

ATTENTION:

Na een ontkenning worden: du, de la, de l', des, un of une:

DE OF D'

Elle ne prend pas de médicaments; Il ne fait pas de sport

UITZONDERING: ETRE

Ce n'est pas une langue difficile

Ce ne sont pas des copains à moi

Eric a été malade?
Geef antwoord met: nooit
ATTENTION!

Il veut déjà aller à l'école?
Geef antwoord met: nog niet
ATTENTION!

Est-ce qu'il a mangé quelque chose?
Geef antwoord met: niets
ATTENTION!

La négation 5

Zie ook Livre d'exercices:

30 b, c, d

31 a, b, c, d

MAAK ZE IN JE SCHRIFT EN SCHRIJF ONBEKENDE WOORDEN 

OP ZODAT JE ZE KUNT LEREN

Avoir mal à

J'ai mal à la tête

Tu as mal au ventre (à + le = au)

Nous avons mal aux dents (à + les = aux)

Ils ont mal à l'oreille / aux oreilles

Comment tu dis....?

- dat je kiespijn hebt?

- dat je hoofdpijn hebt?

- dat je pijn in je rug hebt?

- dat je oorpijn hebt?

- dat je pijn aan je knie hebt?

- dat je buikpijn hebt?

- dat je koorts hebt? (attention!)

l'epaule

les oreilles

le ventre

le nez

les dents

les ongles

les yeux

la jambe

la tete

la santé

l'hôpital

le médicament

tomber malade

la maladie

le médecin

le mal

de gezondheid

het ziekenhuis

de dokter

ziek worden

de ziekte

het medicijn

de pijn

la tête

le pied

le dos

le docteur

le médicament

l'hôpital

l'urgence

la pharmacie

le pharmacien

l'opération

Avoir mal à

Zie ook Livre d'exercices: 22 b, c, d

Livre de textes: regarde l'image: 

chap 2: Le jeu, pag. 37 om te oefenen 

welke lichaamsdelen je al kent