Paragraaf 1.2 - Onderzoek

H1 Een nieuw vak
Par. 2 Onderzoeken


1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NaskMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H1 Een nieuw vak
Par. 2 Onderzoeken


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wetenschappelijke methode
(onderzoek doen)
1. Onderzoeksvraag (wat wil je weten?)
2. Hypothese (wat denk je zelf?)
3. Experiment bedenken en uitvoeren
4. Resultaten opschrijven in tabellen en grafieken
5. De conclusie (antwoord)
6. Was de hypothese juist of niet?

Slide 3 - Diapositive

Het pennetje gebruik ik wanneer de leerlingen aantekeningen moeten maken in hun map.
Wat zou jij eens willen onderzoeken?

Slide 4 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens het uitvoeren van het experiment
Je moet nauwkeurig waarnemen wat er gebeurt
Dit doe je met je zintuigen (zien, horen, voelen, ruiken, proeven)

Om heel precies te kunnen waarnemen gebruik je ook meetinstrumenten

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke meetinstrumenten
gebruik je bij NaSk?

Slide 6 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Grootheden en eenheden
Grootheid is een eigenschap die je meet 
Eenheid is een hoeveelheid of maat


Grootheid
Eenheid
Massa
Kilogram (kg), gram (g), milligram (mg)
Lengte
Kilometer (km), meter (m), millimeter (mm)
Tijd
Uur (h), seconde (s), milliseconde (ms)

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke eenheid heb je nodig om te meten hoeveel suiker je nodig hebt om een taart te bakken?
A
Massa
B
Gram
C
Tijd
D
Kilometer

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke grootheid geeft aan hoe lang een voorwerp is?
A
Seconde
B
Massa
C
Lengte
D
Meter

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke grootheid meet je met een stopwatch?
A
Uren
B
Lengte
C
Meter
D
Tijd

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kun je onderzoeken?
Een indicator is een aantoonstof.
Dit vertelt je of er een stof aanwezig is in de omgeving
Dit kan je helpen bij het doen van een onderzoek

Voorbeeld: jodium is een indicator voor zetmeel

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdrachten
Wat: opdrachten 1 t/m 10 van paragraaf 1.2
Hoe: Zelfstandig, overleggen mag
Hulp: Lesstof, klasgenoot, docent
Tijd: tot 5 minuten voor het einde van de les. Daarna evaluatie.
Resultaat: De opdrachten zijn gemaakt in de digitale methode
Klaar?:   Test jezelf van paragraaf 1 (digitale pakket)

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1) Waarom mag je bij NaSk nooit proeven van een stof?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2) Welke eenheid hoort bij welke grootheid?
Kilogram
Liter
Meter
Seconde
Lengte
Massa
Tijd
Volume

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

3) Vul de ontbrekende woorden in
Met een ......... kun je nagaan of een bepaalde stof wel of niet aanwezig is.
De ......... verandert van ......... onder invloed van die andere stof.
Als je ......... bij zetmeel doet verandert de kleur van bruingeel in .........

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4) Welk zintuig gebruik je waarvoor?
Huid
Neus
Ogen
Oren
Tong
Horen
Proeven
Ruiken
Voelen
Zien

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

5a) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Gaat elektriciteit door een plastic buis heen?'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5b) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Wie is het langst in deze klas?'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5c) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'De zon komt iedere dag op in het oosten'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5d) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Serge wil weten hoe hoog het klaslokaal is'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5e) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Papier brandt beter dan hout'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5f) Hoort de zin bij de onderzoeksvraag of bij de conclusie van een onderzoek?
'Nick is het langste van de klas'
A
Onderzoeksvraag
B
Conclusie

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de tekst, maak daarna de volgende vraag

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6) Bedenk zelf een onderzoeksvraag voor een onderzoek dat past bij deze tekst

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de tekst, maak daarna de volgende vragen

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

7a) Typ de onderzoeksvraag op, die bij het stukje tekst hoort

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

7b) Bedenk een hypothese bij deze onderzoeksvraag

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

7c) Waarom heeft Vera een fiets nodig met snelheidsmeter?

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

7d) Vera gaat een proef doen om haar onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Beschrijf welke proef ze moet uitvoeren

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

7e) Bij 15 k/m per uur is de uitrijdafstand van Vera op de asfaltweg 37 meter, en op de zandweg 25 meter. Beantwoordt de onderzoeksvraag. Was je hypothese goed?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

8a) Schrijf de grootheid op van elke zin:
1. Het zwembad heeft een lengte van 25 meter
2. De tijd die Jurgen nodig heeft om naar huis te fietsen is 15 minuten
3. In een koelkast is de temperatuur meestal 4 graden celsius
4. De breedte van een tennisveld is 8,23 meter
5. De massa van de bloemkool is 600 gram

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

8b) Schrijf de eenheid op van elke zin:
1. Als je temperatuur 39 graden Celsius is, heb je koorts
2. Een voetbalwedstrijd duurt 2 keer 45 minuten
3. Anna judoot in de klasse tot 52 kilogram
4. Bij hockey ligt de strafbalstip op 6,4 meter van het doel
5. Als de luchtdruk onder de 1013 hectopascal komt, is de kans op regen groot

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

9) Wat ontbreekt er bij verkeersborden?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De politie gebruikt een blaaspijpje om te controleren of een automobilist gedronken heeft. Welke stof kan de politie met dit blaaspijpje aantonen?

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uitleggen wat de wetenschappelijke methode is
4100

Slide 35 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uitleggen hoe ik veilig kan waarnemen bij een onderzoek
3100

Slide 36 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is
2100

Slide 37 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan uitleggen wat een indicator is?
1100

Slide 38 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk voor de volgende keer
Opdracht 1 tm 10 van paragraaf 1.2
(digitaal)

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions