2.1 Steden in Nederland
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Rotterdam is de grootste stad van Nederland
A
Goed
B
Fout
Slide 2 - Quiz
1. Een stad is een grote nederzetting
2. Een dorp is een nederzetting
2. Een dorp is een nederzetting
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 = goed, 2 = fout
D
1 = fout, 2 = goed
Slide 3 - Quiz
1. In een dorp heb je veel voorzieningen
2. In een stad heb je veel voorzieningen
2. In een stad heb je veel voorzieningen
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 = goed, 2 = fout
D
1 = fout, 2 = goed
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je bedrijven of instellingen die zorgen voor dingen die je nodig hebt om plezierig te leven?
Slide 5 - Question ouverte
In Nederland hebben we steden die in de buurt van fabrieken zijn ontstaan.
A
Goed
B
Fout
Slide 6 - Quiz
In het stadscentrum vind je veel woningen.
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quiz
Hoe noem je het gedeelte van de stad waar je oude gebouwen en smalle straatjes vindt?
Slide 8 - Question ouverte
Hoe noem je het gedeelte van een stad waar je kantoren en fabrieken vindt?
Slide 9 - Question ouverte
Woonwijken liggen in het stadscentrum.
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quiz
In een woonwijk lijken de woningen veel op elkaar.
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Hoe noem je het wanneer een stad aan andere steden is vastgegroeid?
Slide 12 - Question ouverte
In een woonwijk vind je heel veel voorzieningen.
A
Goed
B
Fout
Slide 13 - Quiz
Hilversum is een mediastad.
A
Goed
B
Fout
Slide 14 - Quiz
Amsterdam is de regeringsstad
A
Goed
B
Fout
Slide 15 - Quiz
De stad (opbouw) bestaat uit 5 onderdelen.
A
Goed
B
Fout
