herhalingsles 1 H4

TOETS H4 en H5
De stof is Hoofdstuk 4: Pluriforme samenleving en Hoofdstuk 5: media.

Wat leer je?
- De leerstof uit je leerwerkboek (staat o.a. op blz. 90 t/m 142)
- Begrippenlijsten van Hoofdstuk 4 en 5 over de pluriforme samenleving en Media.
- Opdrachten uit je werkboek.
- oefentoets op classroom (komt nog online).
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

TOETS H4 en H5
De stof is Hoofdstuk 4: Pluriforme samenleving en Hoofdstuk 5: media.

Wat leer je?
- De leerstof uit je leerwerkboek (staat o.a. op blz. 90 t/m 142)
- Begrippenlijsten van Hoofdstuk 4 en 5 over de pluriforme samenleving en Media.
- Opdrachten uit je werkboek.
- oefentoets op classroom (komt nog online).

Slide 1 - Diapositive

Herhaling H4: pluriforme samenleving
lesdoel: Kennis ophalen over H4: de pluriforme samenleving

Slide 2 - Diapositive

Pluriforme samenleving

Slide 3 - Carte mentale

Wat betekende 'pluriforme samenleving' ook alweer?

Slide 4 - Question ouverte

4.1: veel culturen in 1 land
Dominante cultuur: Waarden, normen en gewoontes van de meeste mensen in een land.

Subculturen: De cultuur van een kleine groep mensen in de samenleving.
  • Etnische subculturen: op basis van afkomst
  • Religieuze subculturen: op basis van geloof

Pluriforme samenleving: samenleving waarbij meerdere culturen met elkaar samen leven. (pluriform = veelvorming, veelkleurig)

Slide 5 - Diapositive

Wat hoort er bij de dominante cultuur in NL?

Slide 6 - Carte mentale

Geef een voorbeeld van een subcultuur.

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Waarom maakt Geert Wilders zich zo druk over het verdwijnen van de 'Moorkop'? Gebruik het begrip 'dominante cultuur'.

Slide 9 - Question ouverte

Welke reden om naar een ander land te verhuizen kan je verzinnen?

Slide 10 - Carte mentale

4.2 Verhuizen naar een ander land
Er zijn verschillende redenen om naar een ander land te verhuizen:
  • Op zoek naar werk: gastarbeiders/ arbeidsmigranten.
  • Op de vlucht: vanwege oorlog of vervolging. Een deel vraagt asiel aan = toestemming om hier te mogen verblijven. Als ze mogen blijven krijgen ze een verblijfsvergunning.
  • uit de koloniën: gebieden die werden veroverd en gebruikt werden om winst te maken (Suriname, Indonesie, Antillen)
  • vanwege je gezin: Gezinsvorming/ Gezinshereniging


Slide 11 - Diapositive

leg het verschil uit tussen gezinsvorming en gezinshereniging.

Slide 12 - Question ouverte

Waar moet je voor slagen als je in Nederland wil blijven wonen?

Slide 13 - Question ouverte

4.3: Integratie, hoe gaat dat?
Regels, normen en waarden, gewoontes en taal verschillen per land, daarom moet je je vaak aanpassen als je in een nieuw land gaat wonen.

integratie = voor een deel aanpassen. Ze passen zich aan de Nederlandse gewoontes aan, maar houden ook de eigen cultuur.
De overheid stimuleert integratie door:
  • Extra geld voor Nederlandse lessen te geven.
  • Kinderen in gemengde klassen te plaatsen.
  • Zorgen van verspreiding van nieuwkomers over woonwijken.



Slide 14 - Diapositive

soms ontstaan er spanningen tussen nieuwkomers en autochtonen, met name door verschillende normen en waarden. Noem 3 voorbeelden hiervan.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is geen voorbeeld van ingrijpen van de overheid om integratie te bevorderen?
A
plaatsen van nieuwkomers in dezelfde wijk
B
Extra geld voor lessen Nederlands
C
plaatsen van nieuwkomers verspreid over wijken
D
kinderen in gemengde klassen plaatsen

Slide 16 - Quiz

4.4: Hoe kijk je naar anderen?
Soms stoppen we mensen in hokjes, dit kan op verschillende manieren gebeuren:
  • stereotype: een overdreven beeld van een groep mensen (klopt vaak niet/ negatief) vb. alle NL'ers roken wiet.
  • vooroordeel: oordeel over iemand zonder dat de feiten of persoon kent, vb. bang zijn voor vluchtelingen.
Voor een succesvolle pluriforme samenleving is het belangrijk dat iedereen het eens is over normen en waarden die in de wet staan: basisafspraken. 
De overheid maakt dus wetten hiervoor, maar voert ook acties.

Slide 17 - Diapositive

Noem een actie die de overheid voert tegen stereotypen.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is een stereotype?
A
Alle meisjes spelen met poppen
B
Jan haalt een 10 voor wiskunde, dus is een nerd.

Slide 19 - Quiz

Wat is een vooroordeel
A
Mitchell heeft een tattoo van een geweer dus zal bij een bende horen.
B
Alle Marokkanen eten Halal vlees.

Slide 20 - Quiz

discriminatie
onterecht verschil maken in de behandeling van mensen.

Slide 21 - Diapositive

Noem een voorbeeld van discriminatie

Slide 22 - Question ouverte

Bedenk wat de overheid kan doen tegen discriminatie binnen het voetbal.

Slide 23 - Question ouverte