1.I writing & grammar

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Homework check
countries & cultures

Slide 2 - Diapositive

Today
- Homework check
- 1.I writing & grammar
- homework

Slide 3 - Diapositive

Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 4 - Diapositive

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 5 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 6 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 7 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 8 - Quiz

What do (jullie) want from us?
A
she
B
they
C
you
D
your

Slide 9 - Quiz

Do you see those two boys? (Zij) are up to no good.
A
she
B
they
C
him
D
them

Slide 10 - Quiz

Vraagwoorden

Slide 11 - Diapositive

Homework
1.i Writing & grammar: p.76/77 exercise 55,56 57 & 58.

Slide 12 - Diapositive

Wanneer gebruik je het?
  • Om vragen te stellen, kun je vragende voornaamwoorden gebruiken.
  • De vragende voornaamwoorden staan altijd aan het begin van de vraag.

Slide 13 - Diapositive

Welke zijn er allemaal?

who
what
where
when
why
how
Welke zijn er allemaal?

wie
wat
waar
wanneer
waarom
hoe

Slide 14 - Diapositive

Korte samenvatting
Who:                       je gebruikt who om te vragen wie er wordt bedoeld.
What:                     je gebruikt what om te vragen wat iets is.
Where:                  je gebruikt where om te vragen naar een plaats.
When:                   je gebruikt when om te vragen naar een tijd.
Why:                      je gebruikt why om te vragen naar een reden
How:                      je gebruikt how om te vragen naar de manier waarop iets     gebeurt, of gevoelens.

Slide 15 - Diapositive

... are those people?
A
Who
B
Why
C
What
D
When

Slide 16 - Quiz

... is my bike?
A
Why
B
Who
C
When
D
Where

Slide 17 - Quiz

... are you angry?
A
When
B
Why
C
Who
D
How

Slide 18 - Quiz

... is your dad?
A
Why
B
When
C
How
D
Where

Slide 19 - Quiz