Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Woordsoorten VZ + TW
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Sommige woorden hebben een vast voorzetsel. Deze hebben geen letterlijke betekenis.
aandacht betstedenaan
beginnenmet
brutaal zijntegen
boos zijn op
Slide 3 - Diapositive
Welk voorzetsel hoort er bij?
verliefd zijn
ergeren
houden
bemoeien
aan
op
achter
met
van
tegen
Slide 4 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ik wil graag terugkomen ... deze beslissing.
op
achter
met
van
tegen
aan
Slide 5 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Yasmine is erg gehecht ... haar familie.
op
achter
met
van
tegen
aan
Slide 6 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Docenten voelen zich erg betrokken ... hun leerlingen.
op
achter
met
bij
tegen
aan
Slide 7 - Question de remorquage
Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan
Slide 8 - Question de remorquage
Een zin met eenvast voorzetselheeft vaak een figuurlijke betekenis. Vaak kun je met dezelfde combinatie van werkwoord en voorzetselook een zin met een letterlijke betekenis maken. In die zin kun je het voorzetsel wel vervangen.
Een voorbeeld:
Jullie werken aan een opdracht. (fguurlijk)
Jullie werken aan een tafel. (letterlijk)
Jullie werken achter een tafel. (letterlijk)
Slide 9 - Diapositive
Noteer twee zinnen met dezelfde combinatie vanwerkwoord en voorzetsel.
1x met een figuurlijke betekenis en 1x met een letterlijke betekenis.
Slide 10 - Question ouverte
Telwoorden
Slide 11 - Diapositive
Hoeveel mensen staan er in de rij?
A
zeven
B
negen
C
acht
D
drie
Slide 12 - Quiz
Wanneer is de man met de pet aan de beurt?
A
eerste
B
tweede
C
derde
D
laatste
Slide 13 - Quiz
Wanneer is de man met het rode boek aan de beurt?
A
tweede
B
derde
C
vierde
D
vijfde
Slide 14 - Quiz
Telwoorden
Telwoorden:
hoofdtelwoorden (htw): geven een hoeveelheid aan
één, acht, vijfendertig, duizend
rangtelwoorden (rtw): geven een volgorde aan
eerste, tweede, vijfentwintigste
Slide 15 - Diapositive
Het woord ZEVENDE is een:
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord
Slide 16 - Quiz
Welk soort telwoord is het?
eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
bepaald of onbepaald telwoord
bepaald telwoord (btw)
het aantal is bekend. vijf, 5, vijftig, 50
onbepaald telwoord (otw)
het aantal is niet bekend. veel, weinig, enkele
Slide 19 - Diapositive
Bepaalde hoofdtelwoorden
Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid
Voorbeeld
Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas
Onbepaalde hoofdtelwoorden
Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid
Voorbeeld
Veel, weinig, enkele
Slide 20 - Diapositive
Bepaalde rangtelwoorden
Geeft een bekende plaats in een rij aan
Voorbeeld
Zevende, zesendertigste
Onbepaalde rangtelwoorden
Geeft een onbekende plaats in een rij aan
Voorbeeld:
Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij. alle (woordsoort)