4.4 Schrijven en formuleren: advertentie

Welkom bij Nederlands!
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 49 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Diapositive

In deze les:
  • Start van de les: Jeugdjournaal

  • Doornemen: woordenlijst op blz. 40 en opgeven huiswerk voor volgende week.

    Huiswerk voor volgende week:
    opdracht 3, 4, 5, 7, 9, 10 en 11 op blz. 40 t/m 44

  • Afmaken: oefentoets advertentie maken

  • Afsluiten: bliksembeurten


Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les kun je uitleggen waar je op moet letten bij het opstellen van een advertentie. 

  2. Aan het einde van de les kun je vertellen hoe je in een advertentie rekening kunt houden met je leespubliek. 

  3. Aan het einde van de les kun je vertellen hoe je een slagzin maakt. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

4.4 Schrijven: uitleg

Slide 4 - Diapositive

Een advertentie
Met een advertentie wil je opvallen. Je wilt mensen iets laten doen. Dat noem je activeren.

Slide 5 - Diapositive

Hoe valt een advertentie op?

1. Tekst:
Schrijf kort en duidelijk.
Bedenk een goede slagzin.

2. Beeld:
Gebruik een plaatje dat opvalt en dat past bij het leespubliek.

3. Vormgeving:
- Gebruik opvallende kleuren.
- Gebruik een opvallend lettertype en verschillende lettergroottes.
- Geef tekst en beeld allebei de helft van de ruimte.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Let op je leespubliek!
• Let op welke woorden je gebruikt:
Voor kinderen of jongeren gebruik je andere woorden, dan voor
volwassenen.

• Gebruik formeel of informeel taalgebruik.
Ouderen spreek je aan met u, jongeren met je.

Slide 10 - Diapositive

Slagzinnen in advertenties
Een slagzin of een slogan is een zin met een korte, duidelijke boodschap.

Soms weet je door de slagzin al meteen om welk product het gaat.


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slagzinnen in advertenties
  • woorden die rijmen:
    Helemaal Bob. Nul op!
  • woorden die met dezelfde letter beginnen:
    Geef je business een boost.
  • beeldspraak:
    Geef dieren een stem.
  • dubbele betekenis:
    Er gaat niets boven Groningen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Samen maken: 
opdracht 1 en 2 op blz. 32

Slide 15 - Diapositive

Klaar? Zelfstandig maken: 
opdracht 3, 4, 5, 7, 9, 10 en 11 op blz. 40 t/m 44

Slide 16 - Diapositive

Beeld en opmaak
Een schrijver kan zijn tekst laten opvallen. Hij gebruikt daarvoor beeld en opmaak.

Dat is de manier waarop een tekst is vormgegeven.

Slide 17 - Diapositive

Hoe kan de schrijver een tekst laten opvallen? 
  1.  Door de verdeling van de tekst over de bladzijde of het beeldscherm;
  2.  Door de soort letter en de grootte van die letter;
  3.  Door het gebruik van kleuren;
  4.  Door de plaatjes bij de tekst.

    Een ander woord voor beeld en opmaak samen is: lay-out.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Het leespubliek

Slide 21 - Diapositive

Het leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers.

De groep lezers voor wie een tekst is geschreven, noem je het leespubliek.

Slide 22 - Diapositive

Het tijdschrift Tina
Het tijdschrift Voetbal International

Slide 23 - Diapositive

Leespubliek herkennen

Slide 24 - Diapositive

Samen van 2.3 Lezen: opdracht 1, 3, en 4 op bladzijde 162 en 163

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

3.3 Lezen: uitleg

Slide 27 - Diapositive

signaalwoorden

Slide 28 - Diapositive

Reden
Signaalwoorden die een reden aangeven zijn:

want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk.

Ik ga vanmiddag met mijn moeder winkelen, want ik heb een nieuwe broek nodig

Slide 29 - Diapositive

Signaalwoord: conclusie
In het slot van een betoog trekt de schrijver een conclusie. Je herkent de conclusie aan de signaalwoorden dus of kortom.

  • Meer sport op school betekent dus gezondere én slimmere leerlingen.
  • Kortom, er zijn alleen maar voordelen aan het inkorten van de leerplicht.

Slide 30 - Diapositive

tekstdoelen

Slide 31 - Diapositive

een betoog
Een betoog is een tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn mening.
Een betoog bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
• In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over het onderwerp.
• In de kern geeft hij de argumenten voor zijn mening.
• In het slot geeft hij zijn eindoordeel: zijn conclusie. Daarbij herhaalt hij zijn mening.

Slide 32 - Diapositive

Zelfstandig maken:
opdracht 5, 10, 11, 12, 14, 15 en 16 (blz. 164 t/m 171)

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Doelen van deze les:
  1. Aan het einde van de les kun je meningen en argumenten herkennen in een tekst.
  2. Aan het einde van de les kun je de signaalwoorden die een reden en een conclusie aangeven herkennen.
  3.  Aan het einde van de les kun je vertellen wat een betoog is.
  4. Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe je het tekstdoel overtuigen herkent.



Slide 35 - Diapositive

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

2.3 Lezen: opdracht 4, 5 en 6

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

De kern

Slide 41 - Diapositive

4.4 Zin- en alineaverbanden

Slide 42 - Diapositive

Zin- en alineaverbanden

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Diapositive