¡Concurso!

¡CONCURSO!
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡CONCURSO!

Slide 1 - Diapositive

¡Concurso!
  • Maak groepjes van 3 personas/ 4 personas
  • 1 login per groepje in Lessonup
  • Bedenk een teamnaam
  • 20 preguntas, 1 punto per goed antwoord
  • Bij hardop roepen géén punten!
timer
2:00

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

1. Hoeveel mensen spreken er Spaans wereldwijd (as native speaker)?
A
177 miljoen
B
277 miljoen
C
377 miljoen
D
599 miljoen

Slide 4 - Quiz

2. What does it mean?
estoy cansado?
A
I am tired
B
I am good
C
I am hungry
D
I am married

Slide 5 - Quiz

3. Kijk goed naar de vlaggen

Slide 6 - Diapositive

3. Zit de Persuanse vlag ertussen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

La bandora de Perú 

Slide 8 - Diapositive

4. Schrijf correct in het Spaans:
ik heet

Slide 9 - Question ouverte

5. doce + ocho = ?
A
TRECE
B
DIECIOCHO
C
VEINTE
D
DOS

Slide 10 - Quiz

6. !Pronunciación¡ Uitspraak!
Één iemand van je groepje spreekt
onderstaande zin hardop + correct uit!
Vamos a la casa para jugar con mis amigos


Slide 11 - Diapositive

7. Hoy es domingo. que día es mañana?

Slide 12 - Question ouverte

9. Kijk goed naar ster op de kaart

Slide 13 - Diapositive

9. Welk land wordt aangegeven met de rode ster?
A
Bolivia
B
Argentinië
C
Colombia
D
Paraguay

Slide 14 - Quiz

10. Count backwards 12 to 1 (as fast as possible)
EQUIPO 1:
EQUIPO 2:
EQUIPO 3:
EQUIPO 4:
EQUIPO 5:
EQUIPO 6:

Slide 15 - Diapositive

11. Schrijf de datum
Hoy es ............. de ................. de 2024

Slide 16 - Question ouverte

12. Hoe noem je de kleine hapjes die ze in Spanje eten bij een drankje?

Slide 17 - Question ouverte

13. Welk symbool is Madrid?

Slide 18 - Diapositive

13. Welk symbol is Madrid?
A
Vierkant
B
Ster
C
Driehoek
D
Cirkel

Slide 19 - Quiz

14. Hoe zeg je:
Ik kom uit ...
A
Me llamo ....
B
Tengo ... años
C
Soy de ....
D
Estoy bien

Slide 20 - Quiz

15. In Spanje krijgen de kinderen kadootjes van "Los Reyes Magos" ;
de Drie Koningen
Op welke dag is dat feest?
A
5 december
B
24 december
C
6 januari
D
11 november

Slide 21 - Quiz

16. In welk land wonen de meeste Spaanstalige inwoners? Zet in de juiste volgorde.
1
2
3
VERENIGDE STATEN
COLOMBIA
MÉXICO

Slide 22 - Question de remorquage

17. Nosotros .......... un hermano
(wij hebben een broer)
A
tengo
B
tenemos

Slide 23 - Quiz

18. Kijk goed naar de afbeelding!

Slide 24 - Diapositive

18. In welk land ligt het kanaal op de vorige afbeelding
A
Costa Rica
B
Colombia
C
Nicaragua
D
Panamá

Slide 25 - Quiz

19. Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 26 - Question de remorquage

20. Wat kun je antwoorden op:
¿Cuántos años tienes?
A
Vivo en Madrid
B
Soy de Holanda
C
Tengo 14 años
D
Me llamo Juan

Slide 27 - Quiz

¿Qué grupo es el ganador?

Slide 28 - Diapositive

EXTRA QUESTION
1. Is MANO feminino o masculino?

Slide 29 - Diapositive

EXTRA QUESTION 
2. Make the plural form of: EL MUSEO

Slide 30 - Diapositive

El verbo TENER (hebben)
Yo
Tengo
Tienes
Él/ella/usted
Tiene
Nosotros
Tenemos
Vosotros
Tenéis
Ellos/ellas/ustedes
Tienen

Slide 31 - Diapositive

'Tener' betekent hebben
Yo tengo dieciocho años      (ik ben achttien jaar)
tienes dos hermanos        (jij hebt twee broers)
Ella tiene una madre                 (zij heeft een moeder)
Nosotros tenemos un libro    (wij hebben een boek)
Vosotros tenéis un       (jullie hebben een vader)
Ellos tienen una relación       (zij hebben een relatie)


Slide 32 - Diapositive

Vosotros ...... un padre
Yo ........ dieciocho años
Nosotros ......... un libro
Ellos ........ una relación
Tú .......... dos hermanos
Ella ........ una madre
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas
Tenéis
Tengo
Tienen
Tiene
Tenemos
Tienes

Slide 33 - Question de remorquage

Slide 34 - Diapositive