Bij welk proces treedt bij de meeste dieren meiose op?
A
Vorming gameten (geslachtscellen)
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
versmelting geslachtscellen
D
deling van huidcellen
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Bij welk proces treedt bij de meeste dieren meiose op?
A
Vorming gameten (geslachtscellen)
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
versmelting geslachtscellen
D
deling van huidcellen
Slide 1 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat cel 3?
A
23
B
22
C
46
D
44
Slide 2 - Quiz
Een cel van een organisme bevat 30 chromosomen. Wat voor type cel kan dit zijn?
A
Alleen een lichaamscel
B
Zowel een lichaamscel als een geslachtscel
C
Alleen een geslachtscel
D
Dat moet van een buitenaards wezen zijn.
Slide 3 - Quiz
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. In welk van de volgende organen wordt hormoon C gemaakt?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Testes
D
Hypofyse
Slide 4 - Quiz
In welke volgorde verloopt de geslachtelijke voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving
Slide 5 - Quiz
Hiernaast is de hormonale regeling van de voortplanting bij de vrouw schematisch weergegeven. De pijlen geven een stimulerende of een remmende invloed weer. Welk van de pijlen 5 t/m 7 geeft of welke pijlen geven een remmende werking weer?
A
allemaal
B
6 en 7
C
5 en 6
D
geen
Slide 6 - Quiz
Sperma bestaat uit zaadcellen en zaadvocht
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding
Slide 8 - Quiz
Wat is de functie van de bijballen?
A
Het produceren van zaadcellen
B
Het produceren van sperma
C
Het tijdelijk opslaan van sperma
D
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
Slide 9 - Quiz
Embryonale ontwikkeling, geef de juiste volgorde aan.
A
Zygote, blastula, morula
B
Zygote, foetus, morula
C
Morula, zygote, blastula
D
Zygote, morula, blastula
Slide 10 - Quiz
De eisprong vindt plaats in de baarmoeder.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Bevruchting vindt plaats in de..
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina
Slide 12 - Quiz
Hoe heet deel 2?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina
Slide 13 - Quiz
Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond
Slide 14 - Quiz
Hoe noemen we nummer 7?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok
Slide 15 - Quiz
Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok
Slide 16 - Quiz
Waar wordt oestrogeen geproduceerd?
A
Hypofyse
B
hypothalamus
C
Follikel
D
Nieren
Slide 17 - Quiz
Welk hormoon produceren de zaadballen?
A
oestrogeen
B
testosteron
C
adrenaline
D
insuline
Slide 18 - Quiz
Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron
Slide 19 - Quiz
Wat gebeurt er met een bevruchte eicel?
A
Die ondergaat celdelingen.
B
Die ondergaat klievingsdelingen.
C
Die ondergaat klievingsdelingen en produceert HCG.
D
Die groeit en maakt oestrogeen aan.
Slide 20 - Quiz
Na hoeveel weken mag geen abortus meer worden uitgevoerd in Nederland? En vanaf hoeveel weken zwangerschap wordt geprobeerd een foetus in leven te houden bij een vroeggeboorte?
A
abortus tot 24 weken, vroeggeboorte vanaf 30 weken
B
abortus tot 12 weken, vroeggeboorte vanaf 30 weken
C
abortus tot 24 weken, vroeggeboorte vanaf 24 weken
D
abortus tot 12 weken, vroeggeboorte vanaf 24 weken