5H oefenen meerkeuze vragen

deze les
  1. uitleg over meerkeuze vragen + oefenen (met docent)
  2. uitleg op verzoek (met docent)
  3. oefentoetsen maken (alleen)
  4. mindmap maken (alleen)
  5. begrippenlijst maken (alleen)
  6. elkaar uitleggen (samen)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

deze les
  1. uitleg over meerkeuze vragen + oefenen (met docent)
  2. uitleg op verzoek (met docent)
  3. oefentoetsen maken (alleen)
  4. mindmap maken (alleen)
  5. begrippenlijst maken (alleen)
  6. elkaar uitleggen (samen)

Slide 1 - Diapositive

Over welk onderwerp wil je uitleg?

Slide 2 - Carte mentale

DE MEERKEUZE VRAAG
De meeste leerlingen vinden meerkeuzevragen (MC-vragen) makkelijker dan open vragen. In de praktijk worden meerkeuzevragen echter slechter gemaakt. 

Slide 3 - Diapositive

Kenmerken
  • Er is altijd maar 1 antwoord goed.
  • De overige antwoorden lijken ook goed maar zijn zo gemaakt dat ze jou laten twijfelen (alleen met de juiste kennis hebt kun je een MC-vraag goed maken).
  • Gebruik HOOFDLETTERS A, B, C en D (kleine letter a en d lijken te veel op elkaar)
  • En gebruik de letters, en nooit het antwoord zelf.

Slide 4 - Diapositive

TIP 1 Onderschat MC-vragen niet

Meerkeuzevragen zijn lastiger dan je denkt. Je moet de stof net zo goed voorbereiden en zoals gezegd, in de praktijk maken leerlingen meerkeuzevragen slechter dan open vragen.

Slide 5 - Diapositive

Tip 2 Dek de antwoorden af
Lees de vraag goed en de antwoorden niet (hand op de antwoorden). Formuleer het antwoord en kies dan het antwoord wat het meest overeenkomt.

Als het brein vier antwoorden op een vraag leest, voert het brein vier opdrachten uit. Dat beïnvloedt het denken en leidt onnodig af. Als het brein alleen de vraag leest, voert het één opdracht uit. Het brein kan nu zonder ruis het goede antwoord formuleren.

Slide 6 - Diapositive

Tip 3 De eliminatie ronde
Je streept eerst de onmogelijke antwoorden weg. Dat zijn er meestal twee. Dan herlees je de vraag en maak je een keuze. 
De gokkans is nu 50%!

MAAK ALTIJD EEN KEUZE!

Slide 7 - Diapositive

Tip 4 Vertrouw op de eerste ingeving
Als je goed bent voorbereid, is je eerste ingeving meestal de juiste. De meeste “verbeterde” meerkeuzevragen blijken namelijk fout te zijn en gebaseerd op onzekerheid en stress. Wijzig dus alleen het antwoord als je tot echt nieuwe inzichten bent gekomen. Ga niet twijfelen en vertrouw op je eerste ingeving.

Slide 8 - Diapositive

Tip 6 Controleer
Controleer of alle vragen zijn beantwoord en ingeleverd. Als je nog vragen over hebt en geen tijd, gok dan. 
Sommige lln kiezen dan het langste antwoord maar dit is niet per definitie het juiste antwoord.


Slide 9 - Diapositive

Tip 7 Geen paniek.
Laat je niet misleiden door het aantal keer dat je voor een bepaalde letter gekozen hebt. Theoretisch is het mogelijk dat alle goede antwoorden van een toets A zijn. Meestal staan de antwoorden namelijk op alfabetische volgorde.


Slide 10 - Diapositive

Werk op tempo
Blijf niet te lang hangen bij vragen.

Zet een kruisje bij de vraag en sla hem even over.
Aan het einde van de toets ga je deze lastige vragen nog bij langs.

Controleer of je alle vragen hebt gemaakt (geen bladzijde met vragen bent vergeten).


Slide 11 - Diapositive


Een homozygoot sluipwespvrouwtje met het fenotype van het dominante allel paart met een mannetje met een recessief fenotype (generatie 1). De dochters die hieruit ontstaan (generatie 2) paren met een mannetje met een dominant fenotype. Hoeveel procent kans heeft een mannelijke nakomeling uit generatie 3 op een recessief fenotype?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 12 - Quiz

Van een plant met het genotype GG wordt een stuk stengel (de ent) afgesneden. Deze ent wordt bevestigd op een andere plant van dezelfde soort (de entstam) met het genotype gg.
Van de uitgebloeide ent wordt na een paar jaar een stuk afgesneden; dit stuk vormt wortels en gaat bloeien. Er treedt zelfbestuiving op. Aangenomen wordt dat er geen mutaties voorkomen.

Welk genotype hebben de zaden die dan ontstaan?
A
alleen GG
B
alleen Gg
C
alleen gg
D
zowel GG als gg

Slide 13 - Quiz

Vanaf 1900 nam het aantal Grutto's in ons land toe. Een aantal factoren die een rol hebben gespeeld zijn...
1. het grondwaterpeil
2. stalmest
3. grasland

Welke van deze factoren is of zijn biotisch?
A
zowel 1 als 2
B
zowel 1 als 3
C
zowel 2 als 3
D
alleen 3

Slide 14 - Quiz

De door de bacterie geleverde stikstofverbindingen worden in de plant gebruikt voor assimilatie.

Welke van onderstaande stoffen bevatten als gevolg van deze assimilatie stikstof?
A
aminozuren
B
cellulose
C
glucose
D
vetzuren

Slide 15 - Quiz