herhaling voor de combitoets

Doelen van deze les
  • Aan het einde van de les herken je een zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord.
  • Herken je een naamwoordelijk gezegde 
  • Kun je een rangtelwoord van een hoofdtelwoord onderscheiden
  • Heb je alle opdrachten gemaakt van 4.5 en 4.5, 3.7, en 4.7,  3.8 en 4.8
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Doelen van deze les
  • Aan het einde van de les herken je een zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord.
  • Herken je een naamwoordelijk gezegde 
  • Kun je een rangtelwoord van een hoofdtelwoord onderscheiden
  • Heb je alle opdrachten gemaakt van 4.5 en 4.5, 3.7, en 4.7,  3.8 en 4.8

Slide 1 - Diapositive

Welke vier belangrijke regels hebben wij op school voor deze groep?

Slide 2 - Carte mentale

Volgorde
  • eerst               15 min instructie
  • dan                  zelfstandig stil werken aan je opdrachten
  • daarna           test jezelfs maken Talent Online
  • vervolgens   extra oefenen hier op Lessonup
  • ten slotte       afsluiten en reflecteren

Slide 3 - Diapositive

eerst even herhalen...
Bekijk dit filmpje, daarna wat oefenen.

Slide 4 - Diapositive

ZWW
Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft, 
spreek je van een zelfstandig werkwoord. (zww)


Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Mijn zus is vervelend.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quiz

Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Hij gaat naar huis.

A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Ga nu door met de werkwoorden
Succes!

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Waarom gaat deze Nederlandse vestiging sluiten?
sluiten =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Quiz

Ik ben naar huis gelopen.
Het laatste werkwoord is een:
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

precies aantal, zes, vijftien enz.
onduidelijk aantal, veel, weinig
een  plaats in de rij: eerste, laatste etc.
duidelijke plaats in de rij, tweede derde, vierde

Slide 16 - Diapositive

rangtelwoord
bepaald rangtelwoord:
Een plaats in een rij: 
vierde, derde etc.

onbepaald rangtelwoord: Onduidelijke plaats in een rij:
eerste, laatste etc.

Slide 17 - Diapositive

4
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 18 - Quiz

veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 19 - Quiz

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 20 - Quiz

Welk telwoord is:

laatste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 21 - Quiz

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Werk aan de opdrachten van H 3.7 en 3.8 en/of 4.7 4.8
maak de testjezelfs

Julia, oefen met de woordtrainer van 3.5
timer
20:00

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Diapositive

Doelen van deze les
  • Aan het einde van de les herken je een zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord?
  • Herken je een naamwoordelijk gezegde ?
  • Kun je een rangtelwoord van een hoofdtelwoord onderscheiden?

Slide 29 - Diapositive

Welke vakantie past het best bij jou?

Slide 30 - Diapositive