2E woensdag 16 november H2.1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

GOEDEMORGEN 

Boek, schrift, agenda, pen op tafel.

Consequenties bij niet houden aan gedragsregels

1. Vriendelijk verzoek om gedrag aan te passen

   geen verbetering? -->  

2. Buiten de klas werken of nablijven

   geen verbetering? --> 

3. Uitstuur. Je gedrag blijft storend voor de hele klas. Je bent in deze les niet   langer welkom. 

   mentor en ouders bellen, uur inhalen. 

Wat gaan we doen

Fictie lezen Pizza Maffia	10 minuten
Uitleg H2.1 Fictie	10 minuten
Opdrachten maken	20 minuten
Lesafsluiting	5 minuten
Pimpampet?

Bij het lezen: let op of je ergens aan merkt WAAR en WANNEER het hoofdstuk zich afspeelt. 

PERIODE 2

LEZEN toetsing: H2.1, H2.2, H2.3, H2.5 en Pizza Maffia

SCHRIJVEN toetsing: H2.4, H2.7 en H2.8

Vandaag: H2.1

LEERDOELEN FICTIE 2.1

• DEZE PARAGRAAF leer je:
• hoe je een geschikt boek kunt kiezen om te lezen;
• hoe je plaats en tijd herkent in een verhaal;
• wat chronologische volgorde in een verhaal is.

Boek kiezen

Boeken kiezen

Je kan op verschillende dingen letten

* Uiterlijk van het boek

* De auteur

* De uitgeverij

* Serieboeken

Plaats in een verhaal

- Waar het zich afspeelt

- Kan heel specifiek zijn of minder specifiek

- Kan per scène / hoofdstuk verschillend zijn

WAAR KAN JE AAN ZIEN WAAR EEN VERHAAL ZICH AFSPEELT?

Tijd en plaats

Wanneer speelt het verhaal zich af? Verleden, heden, toekomst?

Waar speelt het verhaal zich af? Voetbalveld, Amerika, koude zolder, niet-bestaande planeet. 

Tijd en plaats = beïnvloedt het verhaal

CHRONOLOGIE

Als een verhaal wordt verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, dan is de volgorde chronologisch.

WISSELINGEN

Wisselingen van tijd en plaats:

-Een verhaal wordt bijna nooit chronologisch verteld: in een verhaal vindt je een terugblik of ook wel flashback genoemd.

-Je kunt ook vooruitblikken. Dit heet een flashforward. 

-Als er veel of grote wisselingen van tijd plaatsvinden, heeft een verhaal een niet-chronologische volgorde. 

Mogelijke vragen bij een verhaal:

1. Noem twee  hoofdpersonen. Beschrijf van elk twee karaktereigenschappen. Doe dit uitgebreid. Vertel ook waarom je weet dat dit zo is. Verwijs naar pagina's in het boek. 

2. Plaats: Waar speelt het verhaal zich af? hoe weet je dat? 

3. Welke tijd: Leg uit in welke tijd het verhaal zich afspeelt. 

4. Hoeveel tijd verstrijkt er in het verhaal? Hoe weet je dat? 

Aan de slag 

Maak van H2.1 opdracht 2 t/m 6 in de les. 

Lees de teksten goed en ga voor de antwoorden op zoek IN de tekst. Doe dit alleen, zodat je goed oefent. 

Bij opdracht 6 mag je samenwerken. 

Huiswerk vrijdag: Maak van H2.1 opdracht 2 t/m 10. 

LEERDOELEN FICTIE 2.1

• DEZE PARAGRAAF leer je:
• hoe je een geschikt boek kunt kiezen om te lezen;
• hoe je plaats en tijd herkent in een verhaal;
• wat chronologische volgorde in een verhaal is.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?