1TH Fictie + non-fictie
1 / 25
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Stripverhaal
Niet verzonnen
Verzonnen
Krantenartikel
Toneelstuk
Schoolboek
Series
Reisgids
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
A
fictie
B
non-fictie
Slide 5 - Quiz
A
fictie
B
non fictie
Slide 6 - Quiz
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 7 - Quiz
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 8 - Quiz
fictie of non-fictie
A
fictie
B
non-fictie
Slide 9 - Quiz
Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 10 - Quiz
Wat is dit?
timer
0:10
A
fictie
B
non-fictie
Slide 11 - Quiz
Vormen van fictie zijn:
timer
0:10
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Krant, tijdschriften, poster
Slide 12 - Quiz
voorbeelden van non-fictie zijn:
timer
0:10
A
schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
sprookjes / stripverhalen
D
boeken van Carry Slee
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Welke is niet waar?
A
Ik heb een beugel gehad.
B
Ik heb een zusje.
C
Mijn lievelingseten is pizza.
Slide 16 - Quiz
Wat betekent niet realistisch?
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
A
Fictie is verzonnen, non-fictie niet.
B
Er zijn geen verschillen.
C
Fictie is echt, non-fictie niet.
D
Fictie is leuk en non-fictie niet.
Slide 18 - Quiz
Welke soorten teksten/boeken zijn non-fictie?
Slide 19 - Carte mentale
Wat betekent het als een verhaal realistisch is?
Slide 20 - Question ouverte
Welke teksten/boeken zijn fictie?
Slide 21 - Carte mentale
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 22 - Quiz
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 23 - Quiz
A
Fictie
B
Non-fictie
