ER - werkwoorden

         
      

        E R   W E R K W O O R D E N
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

         
      

        E R   W E R K W O O R D E N

Slide 1 - Diapositive

welke werkwoorden op -er ken je?

Slide 2 - Question ouverte

Welke UITGANGEN
ken je al?

Slide 3 - Carte mentale

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep Nederlands naar Frans
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de uitgangen naar de juiste persoon
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
-ons
-ent
-e
-ez
-es
-e

Slide 5 - Question de remorquage

vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes

Slide 6 - Quiz

welke vervoeging is goed?
A
je manges
B
tu manges
C
il manget
D
nous mangez

Slide 7 - Quiz

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 8 - Question de remorquage

welke vervoeging is goed?
A
vous jouons
B
vous jouent
C
vous jouez
D
vous jouer

Slide 9 - Quiz

welke vervoeging is goed?
A
nous parlons
B
nous parlez
C
nous parler
D
nous parlent

Slide 10 - Quiz

Uitgangen werkwoorden - er
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
+ent
+ons
+es
+ez
+e
+e

Slide 11 - Question de remorquage

welke vervoeging is goed?
A
ils dansent
B
ils dansez
C
ils danse
D
ils danser

Slide 12 - Quiz

Je (regarder)
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 13 - Quiz


nous (habiter)

Slide 14 - Question ouverte

geef de juiste vervoeging:
tu (habiter)

Slide 15 - Question ouverte

geef de juiste vervoeging:
nous (donner)

Slide 16 - Question ouverte

geef de juiste vervoeging:
vous (parler)

Slide 17 - Question ouverte

geef de juiste vervoeging:
elle (chanter)

Slide 18 - Question ouverte

geef de juiste vervoeging:
vous (danser)

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

de stam van 'travailler' is
A
travailler
B
travaill
C
travaille
D
travailles

Slide 21 - Quiz

de stam van chercher is
A
cherch
B
chercher
C
cherche
D
cherches

Slide 22 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Luc
mes parents
parle
travailles
demande
parlons
écoutez
mangent
oublie
regardent

Slide 23 - Question de remorquage

De ontkenning - ne...pas

Voorbeeld: je n'aime pas la musique de Stromae.

  • ne staat vóór de p.v.
  • pas staat er direct achter 


Slide 24 - Diapositive

Ezelsbrug -> ww -er
een  eskimo  eet  ons  ezeltje  enthousiast
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles

Slide 25 - Diapositive