Bijvoegelijk naamwoord + bijwoord

Bijvoegelijk naamwoord & bijwoord
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Bijvoegelijk naamwoord & bijwoord

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les kan je:

  • vertellen wat een bijvoeglijk naamwoord is;

  •  vertellen wat een bijwoord is;

  • een bijvoeglijk naamwoord/bijwoord kunnen toepassen in een Engelstalige zin.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt iets over een mens, plant, dier of ding (zelfstandig naamwoord). 
  • Vaak gaat dit om uiterlijk of gedrag

I don't like the red skittles. 
The old man was dancing on the street.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden
  1. That's a sweet cat.

  2. This flower is real.

  3. Lisa is a funny girl. 

  4. The weather is nice.

Slide 5 - Diapositive

Bijwoorden
  • Een bijwoord (adverb) zegt iets over een werkwoord.
    Je kan dan vragen: Hoe doet iemand iets?

    Voorbeeld: My father walks slowly.
    Voorbeeld: Our teacher talks clearly.
  • Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord. 
    Je kan dan vragen: Hoe sterk, lief, enz is iemand?

    Voorbeeld: My father is a incredibly strong man.

Slide 6 - Diapositive

Bijwoorden
  • Een bijwoord herken je vaak aan de letters - LY aan het einde van een woord.

loud         - loudly
silent       - silently
sad           - sadly

Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden
  1. He is walking quickly.

  2. My mother is an extremely terrible driver.

  3. The bald man angrily hit the wall with his fist.

  4. My sister sings beautifully

Slide 8 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie / Adverbs of Frequency
  • Bijwoorden zijn: always, never, usually, often, sometimes, still, seldom. Deze bijwoorden geven aan hoe vaak iets gebeurt. 
    Ze staan altijd vóór het werkwoord.
  • Uitzondering: to be: is, am are dan achter het werkwoord
For example:
Sue always wears jeans.
My dog never attacks me.
John is never late

Slide 9 - Diapositive

Adverbs of frequency

Slide 10 - Diapositive

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

vóór het werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.
na 'to be' 
am / are / is
was / were

Slide 11 - Diapositive

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
  • Vóór het hoofdwerkwoord:
School always starts at 8.30pm.
I never sing in public.

  • na een vorm van to be: am, are, is, was, were:
There is always something to see.
His jokes are sometimes boring.


Slide 12 - Diapositive

Exercises - Stepping Stones

page 164 t/m 167
exercises 49 t/m 53
+
page 192-193, exercise 9

Klaar?
Finish Pages 156 t/m 159



Slide 13 - Diapositive