Thema 1 Spaans
1 / 13
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
palabras españolas
Slide 2 - Carte mentale
Hoe zeg je in het Spaans:
Ik heet ...
Ik heet ...
A
Te llamas
B
Yo tengo
C
Tú tienes
D
Me llamo
Slide 3 - Quiz
Hoe kun je "dankjewel" in het Spaans zeggen?
A
merci
B
grazie
C
gracias
D
danke schön
Slide 4 - Quiz
Hoe kun je vragen: "Hoe gaat het?"
A
¿cómo estás?
B
ça va?
C
¿qué tal?
D
tudo bem?
Slide 5 - Quiz
Hoe kun je iemand in het Spaans begroeten?
A
¡hola!
B
¡buenos días!
C
bonjour!
D
ciao!
Slide 6 - Quiz
REPASO: Ordena los números de menor a mayor
1
2
3
4
5
6
7
8
9
siete
nueve
cuatro
dos
uno
tres
cinco
ocho
seis
Slide 7 - Question de remorquage
Sleep de begroetingen met dezelfde betekenis
Hoi!
Hoe gaat het?
Doei
Goedenmiddag
Goedendag
welkom
groetjes
tot ziens
tot morgen
¡Hola!
¿Qué tal?
Adiós
Buenas tardes
Buenos días
¡bienvenidos!
saludos
hasta luego
hasta mañana
Slide 8 - Question de remorquage
vertaal naar het Spaans: Hoe heet jij?
Slide 9 - Question ouverte
¿De dónde eres?
¿Cuántos años tienes?
¿Dónde vives?
¿Cómo te llamas?
¿Qué tal?
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Hoe gaat het?
Waar woon je?
Waar kom je vandaan?
Slide 10 - Question de remorquage
Yo ... holandés. (ser)
Slide 11 - Question ouverte
Mi hermana ... Kim. (llamarse)
Slide 12 - Question ouverte
Mi amiga ... 16 años. (tener)
