VMBO 4 Basis H4: Paragraaf 1

Aan het werk!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Aan het werk!

Slide 1 - Diapositive


1. Welke drie soorten flexbanen worden er genoemd?
2. Waarom willen de meeste werknemers liever een           vaste baan?
3. Wil jij later liever een vaste baan of een flexbaan? 

Slide 2 - Question ouverte

Wat weet je na de les?
  • Je weet wat er bedoeld wordt met een flexibele baan.
  • Je weet welke afspraken werkgevers en werknemers maken.
  • Je weet hoe de overheid werknemers beschermt.

Slide 3 - Diapositive

Wat staat er in een
arbeidsovereenkomst?

Slide 4 - Carte mentale

Arbeidsovereenkomst
Als je ergens gaat werken, sluit je een arbeidsovereenkomst af met je werkgever.Er staat bijvoorbeeld in:
  • wat voor werk je doet
  • wat je salaris is
  • wat je arbeidsvoorwaarden zijn.

Je arbeidsvoorwaarden zijn onder andere hoeveel uur per week je werkt, wat je loon is en hoeveel vakantiedagen je hebt.




Slide 5 - Diapositive

Proeftijd

  • Bij een nieuwe baan spreek je een proeftijd af om te kijken of het bevalt.
  • Tijdens de proeftijd mag de werknemer en/of de werkgever op ieder moment de arbeidsovereenkomst beëindigen.


Slide 6 - Diapositive

vast of flexibel
Een vaste baan is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Bij een flexibele baan werk je alleen als de werkgever je nodig heeft.




Slide 7 - Diapositive

Noem een voordeel en een nadeel van een uitzendbaan.
Doe dit voor de werkgever en de werknemer.

Slide 8 - Question ouverte

Kies de twee juiste antwoorden. Met een vaste baan:
timer
1:00
A
heb je als werknemer een vast aantal uren en loon per week.
B
hebben jij en je werkgever te maken met een opzegtermijn.
C
staat er een einddatum in je arbeidsovereenkomst.
D
werk je alleen als je werkgever je nodig heeft.

Slide 9 - Quiz

timer
1:00
Vul de juiste woorden in.

Afspraken tussen een werknemer en een werkgever staan in de                           . Staat hier een einddatum in, dan gaat het om een                            baan. Staat er geen einddatum in, dan is het een                               baan. Er zijn ook mensen die werken via het uitzendbureau of met een oproepcontract, zij hebben een                           baan.

arbeidsovereenkomst
tijdelijke baan
vaste baan
flexibele baan

Slide 10 - Question de remorquage

In Harry’s arbeidsovereenkomst staat een maandloon van € 1.742.
Bereken hoeveel Harry per week verdient.
Een jaar heeft:
12 maanden
52 weken
365 dagen

Slide 11 - Question ouverte

Soeraja verdient per week € 452,73. Welk maandloon heeft zij met haar werkgever afgesproken?
Een jaar heeft:
12 maanden
52 weken
365 dagen

Slide 12 - Question ouverte

collectieve arbeidsovereenkomst


In een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) staan arbeidsvoorwaarden die voor alle werknemers in één bedrijf gelden, of voor een hele groep bedrijven.


Slide 13 - Diapositive

De hoogte van je loon
is afhankelijk van...

Slide 14 - Carte mentale

wetten
Er zijn wetten die werknemers beschermen.
In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. (Arbo = arbeidsomstandigheden)
De Arbeidstijdenwet geeft regels voor werk- en rusttijden.
Als werknemer heb je recht op het wettelijk minimumloon. Dat is het brutoloon dat een werknemer van 23 jaar en ouder met een voltijdbaan minstens moet verdienen. Als je jonger bent, gelden lagere bedragen. Dat heet het minimumjeugdloon.


Slide 15 - Diapositive

Op het nieuws hoor je: ‘Agenten maken te lange dagen en krijgen te weinig rust.’
Over welke wet uit de leertekst gaat het hier?
A
Arbowet
B
minimumloon
C
Arbeidstijdenwet
D
Arbeidsvoorwaarden

Slide 16 - Quiz

Bekijk tabel. Bereken de percentages en bedragen in de tabel. Vul de antwoorden hieronder in.

Slide 17 - Question ouverte

Betaald en onbetaald werk
Betaalde arbeid is werk waarvoor je betaald krijgt en belasting en premies afdraagt.
Onbetaalde arbeid is werk waar je niet voor betaald wordt. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werk in het huishouden.

Slide 18 - Diapositive

Geef een voorbeeld van betaald en onbetaald werk.

Slide 19 - Question ouverte

Huiswerk: H4 Par. 1

Slide 20 - Diapositive